Gebruik de wetten van Kirchhoff om spanningen na te lopen. Middenin is blijkbaar geaard - dat noemen we 0 V. Richting A staan er 2 batterijen die samen 4V spanningsverschil geven. Met de min-kant naar A toe. Dus A heeft (tov aarde) blijkbaar -4 V.
Kloksgewijs geredeneerd is er een spanningsval over de 2Ω weerstand, dan een daling van 10 V en richting B een daling door de 10Ω weerstand. Alleen moet je de waarden van de spanning nog vinden.
Daartoe neem je de gesloten cirkel langs 10 V batterij, en 2Ω en 4Ω weerstand. Blijkbaar staat die 10V over beide weerstanden. Hoe groot is de stroomsterkte dan? Wat is de spanningsval dan over 2Ω en over 4Ω . En dat gerelateerd aan het punt dat we 0V noemen?
En wat is dan de spanning aan de linkerkant dan de 10Ω? Als er geen stroom loopt, vervalt over die weerstand ook geen spanning en weet je wat de spanning in B is. Wat is dan het spanningsverschil tussen A en B? Als er wel stroom gaat lopen doordat iets tussen A en B wordt aangesloten, dan verandert het verhaal want dan gaat een stroom door 10Ω lopen en daarmee daalt de spanning in B.