Als water een uitzettingscoefficient heeft van γ = 0,000214 K-1 en (60-10=) 50 K warmer wordt dan neemt het volume toe met ΔV = V γ ΔT = 100 × 0,000214 × 50 = 1,07 liter. In een afgesloten ruimte kan deze toename niet plaatsvinden en uit het zich als (enorm) toegenomen druk (en als de wand daar niet op berekend is, scheurt het - zoals waterleidingen waarin water bij bevriezing uitzet). Als een ventiel open gaat dan zal vrijwel de hele 1,07 liter wegvloeien als er geen expansievat is dat bij toenemende druk kan uitzetten en daarmee de druk verlaagt. Niet de hele 1,07 liter zal wegvloeien omdat het achterblijvende deel zorgt voor de drukverhoging tot 6 of 8 bar - de drempelwaarde voor het ventiel. Bij 6 bar gaat het ventiel eerder open, is minder uitgezet water nodig om de druk tot 6 bar te verhogen zodat bij 6 bar (iets) meer water zal wegvloeien dan bij een ventiel dat zich opent bij 8 bar. Dan is meer water nodig om de druk tot 8 bar te verhogen.