Activiteit berekenen

Mia stelde deze vraag op 14 januari 2025 om 16:41.

Is er een ‘regel’ voor wanneer je A = ln(2)/t1/2 x N gebruikt of A = A0 (1/2)^t/t1/2 of A= Delta N/ delta t?
En als ik alle gegevens heb welke kan ik het beste kiezen?

Reacties

Jan van de Velde op 14 januari 2025 om 17:20

Dag Mia,

De enige regel, algemener dan alleen voor deze activiteitsformules, is dat je eerst je gegevens verzamelt en dàn pas besluit welke formule je met die set gegevens kùnt gebruiken. 

Bedenk daarbij wel dat gegevens "verstopt" kunnen zijn. Bijvoorbeeld, wellicht is t½ niet expliciet gegeven, maar vindbaar in een tabellenboek. 

En is er keus uit meer dan één, wat zelden voorkomt, dan neem je de eenvoudigste. Pas wel op, aan vele formules, vooral de eenvoudigere, hangen wel al of niet stilzwijgende "afspraken". Bijvoorbeeld v(t)=a·t gaat uit van een beginsnelheid 0.  Anders wordt het weer al gauw v(t) = v(0) + a·t. 

Kun je hiermee op weg?

Groet, Jan 

Theo de Klerk op 14 januari 2025 om 17:21

Er is maar 1 formule die activiteit A(t) koppelt aan het aantal actieve kernen N(t) van dat moment:

Bij aanvang kies je de waarde A(0) en N(0), op een ander moment is het A(t) en N(t)

Dus als je op een zeker moment t het aantal radioactieve kernen N kent, dan ken je ook de activiteit op dat moment (als de halveringstijd bekend is).

 

 

 

is de definitie van A: het aantal kernen dN dat vervalt in een interval dt.  Als je voor N de vervalformule invult en de vergelijking oplost, krijg je de relatie tussen A en N zoals in de eerste formule. 

Welke formule je gebruikt hangt af van wat je wilt weten. Ken je het aantal vervallen kernen per seconde, dan kun je A met de 2e formule uitrekenen. Wil je de activiteit berekenen als je het totaal aantal radioactieve kernen kent (maar niet het aantal dat per seconde vervalt op zeker tijdstip) dan is de eerste formule handiger.

Mia op 14 januari 2025 om 17:42

Heel erg bedankt!

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Ariane heeft zestien appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Ariane nu over?

Antwoord: (vul een getal in)