Er is maar 1 formule die activiteit A(t) koppelt aan het aantal actieve kernen N(t) van dat moment:
Bij aanvang kies je de waarde A(0) en N(0), op een ander moment is het A(t) en N(t)
Dus als je op een zeker moment t het aantal radioactieve kernen N kent, dan ken je ook de activiteit op dat moment (als de halveringstijd bekend is).
is de definitie van A: het aantal kernen dN dat vervalt in een interval dt. Als je voor N de vervalformule invult en de vergelijking oplost, krijg je de relatie tussen A en N zoals in de eerste formule.
Welke formule je gebruikt hangt af van wat je wilt weten. Ken je het aantal vervallen kernen per seconde, dan kun je A met de 2e formule uitrekenen. Wil je de activiteit berekenen als je het totaal aantal radioactieve kernen kent (maar niet het aantal dat per seconde vervalt op zeker tijdstip) dan is de eerste formule handiger.