Looping

Muffin stelde deze vraag op 09 december 2024 om 19:25.

Beste,

ik wil volgend vraagstuk oplossen:

Een vliegtuig voert een looping uit. Onderstel dat de beweging een eenparige, cirkelvormige beweging is met grote snelheid gelijk aan 540 km/h. De straal van de looping is 600 m en de piloot weegt 70 kg.
Bereken de kracht van de vliegtuigstoel op de piloot in het bovenste punt van de looping. 

Ik dacht dat de kracht op de piloot in het bovenste punt de normaalkracht was. Maar ik dacht dat in het bovenste punt zowel de zwaartekracht als de middelpuntzoekende kracht naar beneden (naar het midden) gericht zijn. Dus dan is de normaalkracht gelijk aan de middelpuntzoekende kracht + de zwaartekracht? Want dan kom ik niet het correcte antwoord (1940N) uit.

Ik kan wel naar het juiste antwoord toe werken waarbij de normaalkracht gelijk is aan de centripetale kracht - de zwaartekracht maar ik begrijp de redenering er dan niet achter.

Kan iemand me hierbij helpen?

 

Reacties

Jan van de Velde op 09 december 2024 om 20:06

dag Muffin,

Centripetale kracht is net als nettokracht niet een èchte kracht als zodanig. 

Er is(zijn) èchte krachten(en) nodig om een voorwerp in een baan rond een middelpunt te houden.

Bijvoorbeeld bij een steen aan een touwtje is het de spankracht van het touw dat de nodige middelpuntzoekende kracht levert. 

Bij een planeet in een baan rond een ster is het de zwaartekracht die de nodige middelpuntzoekende kracht levert. 

Bij een auto in een vlakke bocht is het de wrijvingskracht met het wegdek die de nodige middelpuntzoekende kracht levert. 

In het bovenste punt van jouw looping zijn het zwaartekracht en normaalkracht samen die de nodige middelpuntzoekende kracht leveren. 

Snap je zo dat sommetje waarbij  " de normaalkracht gelijk is aan de centripetale kracht - de zwaartekracht" ? 

Groet, Jan

Muffin op 09 december 2024 om 20:20

Dag Jan,

Ja, zo begrijp ik het wel denk ik.

Bedankt voor de verduidelijking! Zo kan ik weer verder.

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft zeventien appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)