wrijving = energie verliezen aan de omgeving.
In het deeltjesmodel: een voorwerp dat valt of snel beweegt, moet luchtmoleculen opzij duwen. Daarmee verliest het zelf energie aan het medium waarin het valt (impuls-uitwisseling), neemt de snelheid van weggeschoten luchtmoleculen toe (hogere temperatuur).
Bij het grondoppervlak zijn meer moleculen en wordt meer ermee gebotst/opzij geduwd: meer wrijving dan hoger waar minder moleculen zijn.