Zoals de uitwerking aangeeft, is het oppervlak onder de grafiek v,t de afgelegde afstand (immers v.t = s en het oppervlak geeft voor elk tijdsintervalletje ti de snelheid vi en dus het stukje afgelegde weg viti = si en s is de som over al die tijdsintervalletjes - ook wel de integraal van v over t genoemd )
Als je heen- en weerbewegingen bij elkaar telt dan moet je de oppervlakte van een positieve helft en een negatieve helft bij elkaar tellen. 1 trilling (op+neer) kun je meten als 3,75 - 2,25 = 1,5 s
Het oppervlak onder de grafiek is een kwestie van vakjes tellen of met wat meer met een goed "timmermansoog" ingeschat ook wel de "zandschuivermethode" wordt genoemd (zie ook https://www.natuurkunde.nl/vraagbaak/33894/oppervlaktemethode): teken een horizontale lijn waarbij de top van de grafiek boven die lijn naar beneden geschoven wordt om onder de lijn de gaten op te vullen buiten de grafiek, maw deel B wordt afgeschoven in de twee delen A zodat uiteindelijk een gevulde rode rechthoek ontstaat. De bovenlijn van die rechthoek is dan de gemiddelde snelheid (en de afstand wordt simpel het oppervlak van die rechthoek: vgem t)
Door deze inschatting te gebruiken waarbij oppervlak B = 2 x oppervlak A vind je een vgem = 0,75 m/s
De evenwichtsstand (in het midden bij geen uitwijking) is niet wanneer de snelheid 0 is: dat is bij de maximale uitwijkingen. In de evenwichtsstand heeft de schommel juist de hoogste snelheid. Dat zijn de toppen van de grafiek (ca. ±1,2 m/s). Maar de versnelling a = Δv/Δt en dat is de raaklijn aan de v,t grafiek. Die is het stijlst als v = 0 m/s dat is juist in de uiterste uitwijkingen (als de snelheid van richting omdraait).