Vrachtwagen

Albert E. stelde deze vraag op 11 oktober 2024 om 16:24.

Hallo,

Deze vraag stond in mijn oefentoets:

Een auto met caravan rijdt met een constante snelheid van 60 kmh^-1 over een horizontale weg. De massa van de auto is 1,0*10^3 kg en de massa van de caravan is 8,5*10^2 kg. De stuwkracht van de motor is op dat moment 1,2*10^3 N. De kracht waarmee de caravan aan de auto trekt, is 2,0*10^2 N. De chaffeur geeft meer gas. Op dat moment krijgen de auto en caravan een versnelling van 0,60 ms^-2. 

Bereken de stuwkracht die de motor hiervoor minimaal moet leveren.

Het antwoord hierop was: de stuwkracht is de resulterende kracht (1850kg*0,60ms^-2) plus de stuwkracht van eerder (1200N). Maar als de caravan versneld, wordt de luchtweerstandskracht toch groter, waardoor de stuwkracht groter moet worden?

Alvast bedankt voor het antwoord!

Reacties

Theo de Klerk op 11 oktober 2024 om 16:56

Helemaal juist - de tegenkracht neemt met een factor (veind - vbegin)2 toe, maar ik vermoed dat men bij deze opgave (stilzwijgend) de luchtweerstand buiten beschouwing laat. Ook omdat ik nergens lees hoe groot de snelheid was voordat versneld werd. En hoe lang men versneld (indien doorlopend: steeds toenemende luchtweerstand door toenemende snelheid). Op de maan, zonder atmosfeer, zou het goed zijn.

Jan van de Velde op 11 oktober 2024 om 20:26

De chaffeur geeft meer gas. Op dat moment krijgen de auto en caravan een versnelling van 0,60 ms^-2. 

Dag Albert E,

je denkt  praktisch, maar als je goed leest is jouw terechte opmerking toch in de vraag ondervangen: 

"Op dat moment"

In een moment kun je (beginnen te) versnellen, maar in een moment is je snelheid niet meetbaar toegenomen, en de luchtweerstand dus ook niet. 

In het algemeen geldt voor schoolsommetjes: ga er niet meer achter zitten zoeken dan er in zit. De echte wereld past toch nooit precies in die theorie.

Groet, Jan

 

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Noortje heeft zes appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Noortje nu over?

Antwoord: (vul een getal in)