Wet van behoud van energie

Mariam stelde deze vraag op 06 oktober 2024 om 14:04.

Hoe weet je wanneer je deze wet moet gebruiken want soms gebruiken ze hem en soms niet. Ook snap ik niet hoe je weet welke energievormen je moet gebruiken. Toen ik het aan mijn docent vroeg zei hij dat je het gewoon moet weten, dus ik zou graag wat meer uitleg willen hebben.

Alvast bedankt!

Reacties

Theo de Klerk op 06 oktober 2024 om 14:26

Energie kan in allerlei vormen worden ingedeeld: bewegingsenergie, elektrische energie, zwaarte-energie e.d. - een energie die een voorwerp heeft omdat het beweegt of zich in een krachtveld bevindt waardoor het kan gaan bewegen. 

Behoud van energie is een gevonden "wet". Een natuurkunde wet is niet iets in steen gebeiteld: het zegt alleen dat in alle experimenten die we deden de "wet" gehandhaafd blijft. Dus we hebben nooit gezien dat energie "verdwijnt" of ineens "gemaakt" wordt. Alleen dat de ene vorm in een andere kan worden omgezet  Zoals een voorwerp dat eerst zwaarte-energie heeft omdat het zich ergens hoog bevindt, kan dalen (afname zwaarte-energie) en gaat bewegen (toename bewegingsenergie). De afname van de ene soort is de toename van de andere soort. Tezamen blijft de hoeveelheid energie gelijk.   Zie het als knikkers (totale energie) in een pot (1 soort energie). Als je die over 3 potten verdeeld (3 soorten energie) dan is de totale energie (aantal knikkers) nog steeds gelijk.

Mocht ooit een experiment plaatsvinden waarin blijkt dat tegen een wet wordt gezondigd, dan is dat blijkbaar geen goede natuurkunde wet en moet die vervallen (of aangescherpt worden). Maar de wet van energiebehoud is vrij fundamenteel voor alles in de natuurkunde. Als die niet zou blijken te gelden moet veel van de natuurkunde herschreven worden. Maar daar is tot heden geen sprake van.

Jan van de Velde op 06 oktober 2024 om 16:56

dag Mariam,

Helpt bijgaand filmpje een beetje om de zaak op een rijtje te krijgen? 

Groet, Jan

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Noortje heeft eenentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Noortje nu over?

Antwoord: (vul een getal in)