Magnetisme

Mirte stelde deze vraag op 29 april 2024 om 18:10.

Hallo,

Ik heb een vraag over magnetisme. Op de oefening in bijlage duidde ik al reeds de noord- en de zuidpool aan, dit deed ik met de eerste rechterhand regel. Om de uitkomst nu uit te rekenen weet ik dat ik waarschijnlijk de formule '' B = μ0 μr  * (N*I)/ L '' moet gebruiken, maar ik weet niet goed hoe ik dit moet doen aangezien de twee geleiders een tegengestelde zin hebben. Kan u mij helpen? 

groetjes 

Reacties

Theo de Klerk op 29 april 2024 om 18:40
Kijk naar 1 draad. Hoe loopt het magneetveld rondom die draad? In welke richting?
Doe hetzelfde met de 2e draad.
Waar lopen de magneetvelden van beide draden in tegengestelde richting? Dan werken ze elkaar tegen en, afhankelijk van stroomsterkte I en afstand L zijn ze ergens even groot en samen vectorieel opgeteld dus nul.
Er is geen echte noord- en zuidpool in dit geval: het B-veld cirkelt om de stroomdraad heen en komt niet uit een of andere noodpool en eindigt in een zuidpool.
Jan van de Velde op 29 april 2024 om 19:31

Mirte

Om de uitkomst nu uit te rekenen weet ik dat ik waarschijnlijk de formule '' B = μ0 μr  * (N*I)/ L '' moet gebruiken, 

 dag Mirte,

Je maakt hier een fout door te beginnen een formule te kiezen zonder eerst je gegevens op een rijtje te zetten. Dat leidt wel vaker tot ongelukken.
Als je dat gaat doen vind je nergens een "N" want die betekent "aantal wikkelingen" en die zijn hier nergens te bekennen. De formule die je onterecht koos hoort bij een spoel. 

Stroom door draad B is 3 x zo sterk als door draad A, dus je zoekt een plek waar:
1- de twee velden tegengesteld zijn
2- de afstand tot draad B 3x zo groot is als tot draad A. 

zo heel veel plekken waar dat geldt én die ook nog eens op de stippellijn liggen zijn er niet.

Groet, Jan 

Mirte op 29 april 2024 om 20:41
Hallo

Ik bedoelde de veldlijnen, deze vond ik door de 1e rechterhandregel. Het veld is enkel 0T wanneer de zin van de veldlijnen tegengesteld is en de velden even groot is, dit is links naast de linkse geleider en rechts naast de rechtse geleider, dus niet tussen de twee geleiders in, want daar is de zin hetzelfde. Ik zit vooral vast met hoe ik dan de formule invul. Ik had de formule, die ik reeds gegeven heb, ingevuld met de absolute waarde, zoals dat moet, maar dan kom ik uit op iets dat binnen de twee geleiders zou vallen, wat dus niet kan. Kan u mij verder helpen?

groetjes
Mirte op 29 april 2024 om 20:53
Hallo, 

Ik had je ander bericht nog niet gezien, maar gebruikte in mijn berekeningen die ik omschreef in de vraag dat ik om 20:41 steldde wel degelijk volgende formule: IBI = Mu/ 2 pi * I/r
Hierbij had ik dan de B1 = B2 gesteld en daardoor viel deel 1 van de formule weg. Dan krijg ik dus I1/r1 = I2/r2, maar dan zit ik dus vast. 

groetjes
Theo de Klerk op 29 april 2024 om 22:41
Je zit niet vast, maar moet nog even verder... Je weet de grootte van de stromen (I1 en I2=3I1) dus kun je dit in je formule invoeren:
1/r1 = 3/r2  en dus is r1 = 1/3  r2
De afstand tussen de draden op de plek waar het B veld even groot maar tegengesteld is, is r1+r2
en de verhouding tussen beide stukken is r1/r2 = 1/3 
Dus als L de totale afstand is (=r1+r2)  waar is dan het punt van r1 (of r2)?
Mirte op 29 april 2024 om 23:22

Hallo,

Ik heb wat verder gerekend en dan kom ik uit op r1 = l/ 4, wat dan 0,7 geeft. L is bij mij in de tekening namelijk 2,7 als ik het goed zie, dit is de afstand tussen de twee geleiders. Klopt het dan dan het punt dat zich links op 0,7 centimeter van de linkse geleider bevindt, de juiste oplossing is? 


groetjes

Jan van de Velde op 30 april 2024 om 02:27

Mirte

Ik heb wat verder gerekend en dan kom ik uit op r1 = l/ 4,

 Dag Mirte,

helaas, mis. Ik weet niet hoe je op r1=l/4 komt, ook niet welke l je hier bedoelt. Gezien je uitkomst vermoed ik een suffe rekenfout

  • verband tussen veld en stroomsterkte rechtevenredig (3 x zo sterk wanneer 3 x zoveel stroom)
  • verband tussen veld en afstand omgekeerd evenredig (3 x zo zwak wnneer 3 x zo ver)

dus is de gevraagde plek drie keer zo ver van de rechtse draad als van de linkse draad

Laat ik de afstand tussen beide draden R noemen, 
op een afstand x, links van de linkse draad met stroomsterkte 1 vinden we het punt met gelijke sterkte maar tegengestelde richting:


1/x = 3/(x+R)
3x= x+R
2x=R
x=R/2
dus als jij 2,7 cm op je tekening hebt voor R, dan ligt het gevraagde punt op 1,35 cm links van de linkse draad. En dat klopt, want dat punt is daarmee drie keer zover verwijderd van de rechtse als van de linkse draad. 

Groet, Jan

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft negentien appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)