Warmtebalans
L. stelde deze vraag op 09 april 2024 om 13:28.Ik kom bij de eerste oefening op 825 °C i.p.v. 919 °C. Dus volgens mij doe ik iets verkeerd bij het opstellen van de warmtebalans.
Bij de tweede oefening weet ik ook niet hoe ik de warmtebalans moet opstellen. Iemand die me opweg kan helpen met het opstellen van deze twee warmtebalansen?
1) Het lemmet van een zwaard is gemaakt uit roestvast staal (specifieke warmtecapaciteit = 460 J/kg°C) en heeft een massa van 3,5 kg. Het wordt na het smeden (begintemperatuur 1 000 °C) verder afgekoeld in een bak met water. Bij contact met een bad met water op 20 °C verdampt er 50 g water, voordat de rest van het water het zwaard verder afkoelt. Wat is de nieuwe temperatuur van het zwaard door die 50 g verdampend water? (Antw: 𝛝=𝟗𝟏𝟗 °𝐂)
2) Een stuk ijzer met massa van 290 g wordt in een vat met 3,543 kg water en temperatuur van 16,3 °C gebracht. De temperatuur stijgt hierdoor tot 20,6 °C. Door contact met het gloeiende ijzer verdampt 21 g water (op 100°C). Bepaal de begintemperatuur van het ijzer. De uitwerking van deze oefening kan je op de volgende bladzijde vinden (Antw: 𝛝=𝟗𝟑.𝟏𝟎 °𝐂),
Reacties
Bij de eerste moet je 50 gr water eerst opwarmen van 20 naar 100 graden met s.w. 4180 J/kgK en daarna verdampt deze 50 gr met een kookwarmte van 2,26.106 J/kg . Die totale warmte wordt onttrokken aan het zwaard dat daardoor afkoelt...
En voor de tweede opgave: er staat "De uitwerking van deze oefening kan je op de volgende bladzijde vinden" dus ik zou daar eens kijken?

water opgenomen energie Q = m (Ckook + cw (100-20)) = 0,05 (2,26.106 + 4180 . 80) = 129720 J
Afgestaan door zwaard: Q = m C ΔT dus ΔT = Q/(mC) = 129720/(3,5 . 460) = 80,6 ºC
Eindtemperatuur dus 1000 - 80,6 = 919,4 ºC
Ik heb hieronder een foto gezet van de oplossing, maar ik begrijp niet waarom dat wat in rood omcirkeld is, niet min moet zijn, want je doet toch eind min begin?
Als ik het goed interpreteer gaat van rechts naar links de warmte van ijzer naar water en naar onderen het beetje water dat eerst opwarmt en daarna kookt.
De waarde 79,4 is positief omdat het water dat gaat koken eerst opwarmt van 20,6 naar 100 graden (stijging + 79,4) en daarna via kookwarmte in stoom van 100 graden overgaat.
Maar opnieuw geldt:
Afgestane warmte = opgenomen warmte
opgenomen = (21 gr opwarmen van 16,3ºC naar 100ºC + koken) + ( (3,543 - 0,021) gr opwarmen van 16,3ºC naar 20,6ºC) )
= mverdampt (Cw + cw (100-16,3)) + ( (m - mverdampt) cw (20,6 - 16,3) )
= 0,021 (2,26 . 106 + 4180 . 83,7) + (3,543 - 0,021) . 4180 . 4,3 = 118111,6 J
afgestaan = 0,290 x cw,Fe ΔT = 0,290 kg x 460 J/kgK x (Tbegin - 20,6) = opgenomen = 118111,6
Tbegin = 118111,6 / (0,290 . 460) + 20,6 = 906 ºC
Het gesuggereerde antwoord van 93 graden lijkt me stug... dan kan het water nooit (deels) aan de kook komen - dan moet het minstens 100 graden zijn.
20 °C. Bepaal de eindtemperatuur als 15 g stoom op 100 °C in het vat
condenseert.
elke stap kent zijn eigen term in zo'n warmtevergelijking
Qcondenseren stoom15 g + Q afkoelen water 15 g + Q opwarmen water 160 g = 0
Groet, Jan
Dan begin je met stofeigenschappen van die twee stoffen op te zoeken die met warmte te maken hebben.
Dan vind je voor ether bijvoorbeeld een kookpunt van 35oC.
Daarna stuur je de opdrachtgever een berichtje om te vragen hoe die denkt etherdamp te "gieten".
Groet, Jan