Volgens mij hebben we het hier al over gehad: https://www.natuurkunde.nl/vraagbaak/91119/verband-massa-en-golflengte.
Massa en frequentie hebben niets met de massa van een koord te maken behalve als het koord aan de uiteinden vast zit waardoor alleen staande golven zich hierop kunnen bevinden.
Dan blijft v = λf  gelden maar kan de golflengte niet veranderen. De golfsnelheid in de snaar is evenredig met √F als F de snaarspanning is. Als v verandert, doet frequentie f het in gelijke mate.

De trillingsbron zal een frequentie f hebben om te trillen. Alleen bepaalde waarden van f zullen staande golven geven.

Dag anoniempje,
a. Je schrijft: hoe groter de massa, hoe kleiner de frequentie.
Waarom is dat zo, volgens jou? Volgens welke formule of redenering?

Het lijkt erop dat je de massa van het koord hebt veranderd, terwijl de spankracht in het koord en de frequentie van het trilapparaat en de lengte L van het 'golvende koord' even groot blijven.
b. Klopt dat? Zo nee, wat was er anders?
c. Wat heb je precies gedaan om de massa van het koord te veranderen? Bij voorbeeld vier gelijke koorden om elkaar gewikkeld?

d. Als je hier een foto van je papier met alle gemeten waarden plaatst, kunnen we er meer over zeggen.
Groet, Jaap

Hallo Jaap,

a. hoe groter de massa hoe minder snel het koord trilt, waardoor het een lagere frequentie heeft.
b. ja dat klopt
c. gelijke koorden om elkaar heen gewikkeld
d. spankracht 0,80 N
1 koord van 1 gram had een golflengte van 60 cm
6 koorden van 7 gram hebben een golflengte van 30 cm
dus massa neemt toe en golflengte af

 dag anoniempje,

bedoel je dit?

want op dat bovenste plaatje zien we één staande hele golf:        
afgebeeld in zijn beide omkeerpunten

Of waarschijnlijk zag je dit?

Groet, Jan

         

hallo Jan

2 buiken hebben we gemeten als 60 cm, dus de eerste.

Dag Anoniempje,
Het is slim om twee situaties te onderscheiden.
1. Een massa m trilt op en neer aan een spiraalveer met veerconstante C.
De veerconstante zegt hoe stug de veer is. Bij een grote C is de veer stug en moet je veel kracht uitoefenen om de veer even veel uit te rekken. Hier geldt

Hoe groter de massa m, hoe groter de trillingstijd T en hoe kleiner de frequentie f.
De frequentie hangt hier alleen af van de massa m en de veerconstante C.
Er is niet een trilapparaat dat trilt met bij voorbeeld 50 Hz, waarna de de massa gedwongen is om mee te trillen met 50 Hz.
2. Jouw proef: een trilapparaat trilt met bij voorbeeld een frequentie van 50 Hz die niks te maken heeft met het koord. Zonder koord trilt het apparaat toch met 50 Hz. Elk koord wordt gedwongen mee te trillen met 50 Hz. Dat geldt voor een licht koord en ook voor een zwaar koord. In deze situatie hangt de frequentie niet af van de massa van het koord.

In jouw proef stel je alles zo in dat er een staande golf in het koord ontstaat. Er passen dan 1 of 2 of 3 of… 'halve golven' (=van knoop tot knoop, met 1 buik ertussen) op de hele lengte L van het koord. De golf beweegt langs het koord met de golfsnelheid v=λ·f. Er geldt

Je hebt de frequentie, de spankracht en de koordlengte L niet veranderd.
Volgens de formule moet een grotere massa m van het koord samengaan met een kleinere golflengte λ. Dat klopt met je metingen van λ=60 cm met een licht koord en λ=30 cm met een zwaarder koord.
Hopelijk helpt dit?
Groet, Jaap

Jaap,

Heel hartelijk bedankt. Ik snap het eindelijk.
Ik ben helemaal blij.
nogmaals dank!