De redenering is hetzelfde als bij de spleet: bij een obstakel zal buiten het obstakel de golf rechtdoor gaan (alleen constructieve interferentie voor vooruitgaande golffronten - zoals bij de spleet).
Positieve interferentie zal nu vooral bij de randen van het obstakel zijn (zoals ook bij de rand van een spleet) waardoor direct achter de spleet toch golven zullen aankomen.
Bij spleten smaller dan de golflengte zal het "rechtdoorgaande golffront" minder zijn omdat interferentie meer positieve interferentie geeft bij afbuigende golven. Bij obstakels is dat juist bij obstakels die kleiner zijn dan de golflengte.
Dus spleten veel groter dan een golflengte: vooral golffronten rechtuit vanuit de spleet
Omgekeerd: spleten smaller dan de golflengte: veel afbuigingen achter de spleet
Objecten groter dan de golflengte: de golven worden teruggekaatst. Het obstakel is ondoordringbaar. Buiging vooral bij de randen waarbij de golven achter het obstakel doorgaan.
Omgekeerd: objecten kleiner dan de golflengte: de golven (ook aan de beide uiteinden) interfereren vooral tot rechtdoorgaande golffronten. Alsof het obstakel door de golven niet gezien wordt.