Dag Tycho,
De uitdrukking voor
r>
b kun je vinden, schrijf je. Dat kan met

met
E is de veldsterkte en een omsloten lading
Q=3–1=2 C.
Voor
r>
b geldt de randvoorwaarde dat
V(
r)→0 als
r→∞ en vind je uitdrukking (#1)
=%5Cfrac%7B2%5Ccdot&space;Q%7D%7B4%5Ccdot%5Cpi%5Ccdot%5Cvarepsilon_0%5Ccdot&space;r%7D%5Cquad(%5C&hash;1))
Voor
a<
r<
b gebruiken we eenzelfde integraal, met een omsloten lading
Q=–1 C.
Nu geldt als randvoorwaarde dat de uitdrukkingen voor
r>
b respectievelijk
a<
r<
b dezelfde waarde moeten opleveren bij
r=
b (continuïteit). Anders zou bij
r=
b immers een "energiesprong" optreden, waarbij een lading die deze grens oversteekt, uit het niets energie krijgt of verliest. Deze randvoorwaarde leidt tot de integratieconstante
B=3·
Q/(4·π·ε
0·
b), die te zien is als de tweede term binnen de haken in uitdrukking (#2)
=%5Cfrac%7B-Q%7D%7B4%5Ccdot%5Cpi%5Ccdot%5Cvarepsilon_0%7D%5Ccdot%5CBig(%5Cfrac%7B1%7D%7Br%7D-%5Cfrac%7B3%7D%7Bb%7D%5CBig)%5Cquad(%5C&hash;2))
Op dezelfde manier volgt uitdrukking (#3) voor
V als
r<
a. De omsloten lading is nu nul, zodat de integraal levert "nul plus integratieconstante". De integratieconstante volgt weer uit de randvoorwaarde, namelijk dat de uitdrukkingen (#2) en (#3) dezelfde waarde opleveren bij
r=
a. Dit betekent dat integratieconstante voor
r<
a gelijk is aan de waarde van uitdrukking (#2) bij
r=
a, zodat
=%5Cfrac%7B-Q%7D%7B4%5Ccdot%5Cpi%5Ccdot%5Cvarepsilon_0%7D%5Ccdot%5CBig(%5Cfrac%7B1%7D%7Ba%7D-%5Cfrac%7B3%7D%7Bb%7D%5CBig)%5Cquad(%5C&hash;3))
Van belang is het
verschil in potentiaal tussen twee punten. Dat bij
r<
a een constante term ongelijk nul opduikt, is vanwege de eis dat de potentiaal continu is bij
r=
a. Het zou alarmerend zijn als
V bij
r=
a twee verschillende waarden had, volgens twee verschillende uitdrukkingen. Dat
V bij
r<
a ongelijk nul is hoewel de omsloten lading nul is, is niet alarmerend.
Helpt dit?
Groet, Jaap