kookpunt in de bergen

steven stelde deze vraag op 25 januari 2006 om 17:15.
Hoe komt het dat het kookpunt in de bergen in een open vat (dus bij een lage luchtdruk) lager is dan op zeeniveau?

ik dacht bv. p.V/T=cst dus p.V/cst=T, wanneer de druk afneemt, moet het volume stijgen om dit te compenseren, je moet delen door de constante, die niet verandert kan worden. Zo blijft de temperatuur gelijk. klopt dit?

groetjes steven

Reacties

Jaap op 25 januari 2006 om 19:38
Dag Steven,

Aangenomen dat je de stof water bedoelt.... op welke begrensde hoeveelheid gas pas je de algemene gaswet p*V/T=constant toe? Misschien op een dampbel in de vloeistof?

Prima, maar dan is er geen reden om per se de temperatuur constant te nemen: je zou ook kunnen veronderstellen dat het volume constant blijft, zodat de temperatuur moet dalen als de druk daalt. 


Los van de algemene gaswet kan een verklaring als volgt luiden.
Een vloeistof kookt als er overal in de vloeistof dampbellen kunnen ontstaan. De druk in zo'n bel moet dan wel (ten minste) even groot zijn als de druk van de omringende vloeistof. Anders wordt de bel inelkaar gedrukt: weg bel.

Het gas in een dampbel is waterdamp. Uit ervaring weten we: hoe hoger de temperatuur, hoe meer waterdamp de lucht kan bevatten, dus hoe groter de druk van die waterdamp. Bij elke temperatuur is er een maximum aan de druk van de waterdamp in een ruimte (met of zonder lucht erbij). Voeg je nog meer waterdamp toe, dan verdwijnt er ook damp door condensatie. De ruimte is dus verzadigd met waterdamp.

De maximale druk die de waterdamp bij een zekere temperatuur kan bereiken, noemen we de verzadigings(damp)druk. Zie Binas tabel 13(A). De druk in de vloeistof in een open vat is (iets meer dan) de druk van de buitenlucht. Op de berg is de luchtdruk kleiner, dus ook de druk in de vloeistof en de vereiste verzadigingsdruk in de bel. Die lagere verzadigingsdruk wordt bij een lagere temperatuur reeds bereikt. Zodoende is het kookpunt lager.

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Ariane heeft twintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Ariane nu over?

Antwoord: (vul een getal in)