Dag Eline,

De warmtecapaciteit van een voorwerp is de hoeveelheid warmte (energie) die aan een voorwerp moet worden toegevoerd om de temperatuur van het voorwerp 1 kelvin te doen stijgen.
Als symbool van de warmtecapaciteit wordt dikwijls C genoteerd.
De "standaard"-eenheid is joule/kelvin.

Voorbeeld: we voeren 200 joule warmte toe aan een steen. Stel dat de temperatuur van de steen daarbij 4 kelvin (of 4 graden Celsius) stijgt. Dan is C = Q/deltaT = 200/4 = 50 J/K. We nemen hierbij aan dat er geen fase-overgang en geen chemische reactie optreedt.

De warmtecapaciteit moet niet worden verward met de soortelijke warmte c. Dat is de hoeveelheid warmte die aan 1 kg van een stof moet worden toegevoerd om de temperatuur ervan 1 kelvin te laten stijgen.
De soortelijke warmte wordt uitgedrukt in de eenheid joule per kilogram per kelvin, J/(kg*K).