De man en de fiets wegen samen 800N, de weerstand van de wind is 100N en de wielen zorgen voor 10N aan weerstand.

Meestal kies je ronde getallen. Met ronde getallen bedoel ik dat je bijvoorbeeld kiest voor 1 cm ≙ 100 N en niet 1 cm ≙ 13,6 N . Daarnaast kijk je naar de hoeveelheid ruimte die je hebt. Het is handig als je krachtpijlen niet zo lang zijn dat ze niet meer op je blaadje passen, maar ook niet zo klein zijn dat het moeilijk is om een constructietekening te maken.

Stel dat je bijvoorbeeld een tekening maakt in een A-5 schrift (afmetingen ongeveer 15 x 21 cm) en de grootste kracht die je moet tekenen heeft een grootte van 420 N. Dan zou je kunnen kiezen voor 1 cm ≙ 50 N. Je grootste kracht heeft dan een lengte van 420/50 ≙ 8,4 cm. Die past ruim op je blad, maar is zeker niet te klein om constructies mee te tekenen. Kun je hier mee verder?

 Dag Robine, 

Nicks tips zijn prima, maar jouw opdracht vind ik zelf toch een tikje erover, in één tekening krachten van 800 èn van 10 N, dat is niet goed te doen. Een schaal van 1 cm ≙ 100 N is dan al een pijl van 8 cm (niks mis mee) maar op diezelfde schaal een kracht van 10 N tekenen? Dan is die net zo lang als een potloodstreep breed is, een millimetertje :(

Met zulke grote verschillen tussen de te tekenen krachten ben ik ze nog niet tegengekomen, en ik heb toch al héél veel van deze opdrachten gezien.
Een andere schaal voor dat ene krachtje mag ook niet: dan valt juist het hele voordeel van krachten op schaal tekenen weg, een vlot overzicht over de verhoudingen van de krachten t.o.v. elkaar. (bijv. 2 x zo lange pijl dan ook 2 x zo grote kracht) 
 
Laat dat kleine prutsding maar weg en vraag maar eens aan je docent wat hij/zij daarvan vindt. 

Groet, Jan