Kun je het antwoord uitleggen van deze vragen?
Ik begrijp niet hoe dit werkt
1. Een bromfietser rijdt met een snelheid van 30 km/h pal tegen de wind in. De windkracht is 4.
a Welke windkracht ervaart de bromfietser?
antwoord:
De windkracht is 4, dus de wind blaast met een snelheid van 19−30 km/h. De bromfietser heeft een eigen snelheid van 30 km/h. De bromfietser voelt de wind dus met 49−60 km/h langs zijn lichaam gaan. De bromfietser ervaart dus windkracht 7.
2. Een wielrenner fietst met een snelheid van 47 km/h, terwijl hij de wind in de rug heeft. De windkracht is 3.
b Welke windkracht ervaart de wielrenner?
antwoord
De windkracht is 3, dus de wind blaast met een snelheid van 11−19 km/h. De wielrenner heeft een eigen snelheid van 47 km/h. Hij heeft de wind in de rug, dus hij voelt de wind met 28−36 km/h langs zijn lichaam gaan. De wielrenner ervaart dus windkracht 5.