schuine balk, kracht op steunpunten
Ivo stelde deze vraag op 20 juni 2020 om 08:35.Als ik push-ups doe, worden ze zwaarder als ik met mijn voeten hoger start, op een trap bijvoorbeeld. Ik denk dan dat een balk op twee steunpunten een andere gewichtsverdeling zou moeten geven als de steunpunten op verschillende hoogte staan. Maar ik heb geen idee hoe ik deze veronderstelling moet aanpakken. Graag een suggestie (of klopt de veronderstelling niet?)
Reacties
Jan van de Velde
op
20 juni 2020 om 09:50
Ivo plaatste:
Maar ik heb geen idee hoe ik deze veronderstelling moet aanpakken.
Kun je een probleem als onderstaand wel oplossen?
Ivo plaatste:
(of klopt de veronderstelling niet?)
groet, Jan
Theo de Klerk
op
20 juni 2020 om 11:02
Bekijk onderstaande tekening eens. Links zie je iemand "normaal" een pushup doen. Daarbij spelen gewicht G en opdruk (pushup) kracht P een rol. In evenwicht geldt dat de beide krachtmomenten (gewicht wil je tegen de klok in laten draaien, armen duwen met de klok mee) gelijk zijn. En daarmee dat met krachtarmen p en g de vergelijking is Pp = Gg
Nu ga je met je voeten op een verhoging staan. Dan nemen de beide krachtarmen p en g toe in lengte:
p wordt p + dp en g wordt g + dg waarbij dp en dg de toename tov de oorspronkelijke armen zijn. Dat staat rechts getekend. De groene arm pijlen zijn in beide situaties dezelfde zodat je de toename die er is ongetekend als "wit" ziet.

Stel dat je met dezelfde kracht een pushup doet: kracht P. Dan geldt dat om in evenwicht te zijn opnieuw de krachtmomenten gelijk moeten zijn: P(p+dp) = G(g+dg) . Aangezien Pp = Gg blijft er over Pdp = Gdg of G = P dp/dg
Dat wil zeggen dat om het gewicht G te tillen de push kracht met een factor dp/dg moet toenemen. Dat kan, want de toename van dg is kleiner dan van pd (dg < dp). Niet veel, maar genoeg om het zwaarder te doen voelen omdat dp/dg > 1 en dus de opdrukkracht P moet toenemen.
En het wordt alleen maar zwaarder als je afstandstoename dp groter kan maken (tov toename van dg).
Nu ga je met je voeten op een verhoging staan. Dan nemen de beide krachtarmen p en g toe in lengte:
p wordt p + dp en g wordt g + dg waarbij dp en dg de toename tov de oorspronkelijke armen zijn. Dat staat rechts getekend. De groene arm pijlen zijn in beide situaties dezelfde zodat je de toename die er is ongetekend als "wit" ziet.

Stel dat je met dezelfde kracht een pushup doet: kracht P. Dan geldt dat om in evenwicht te zijn opnieuw de krachtmomenten gelijk moeten zijn: P(p+dp) = G(g+dg) . Aangezien Pp = Gg blijft er over Pdp = Gdg of G = P dp/dg
Dat wil zeggen dat om het gewicht G te tillen de push kracht met een factor dp/dg moet toenemen. Dat kan, want de toename van dg is kleiner dan van pd (dg < dp). Niet veel, maar genoeg om het zwaarder te doen voelen omdat dp/dg > 1 en dus de opdrukkracht P moet toenemen.
En het wordt alleen maar zwaarder als je afstandstoename dp groter kan maken (tov toename van dg).
Ivo
op
20 juni 2020 om 18:45
Jan, volgens mij lukt die som:
plank +100Nm
weegschaal -940Nm
persoon -840Nm / 700N => l=1,20
Nu de volgende bekijken
plank +100Nm
weegschaal -940Nm
persoon -840Nm / 700N => l=1,20
Nu de volgende bekijken
Ivo
op
21 juni 2020 om 09:44
Beste Theo, de logica is volgens mij sluitend. En toch, als ik mijn voeten steeds een trede hoger op de trap zet, wordt het steeds zwaarder. Tot aan de handstand push up, waarbij ik al het gewicht alleen op mijn handen heb.
Stel dat het rechter steunpunt zo hoog is dat de balk een hoek van 30 graden maakt. Het gewicht van 20 kg ontleedt zich in een normaalkracht van 173N en een "schuifkracht" van 100N. Ik kan die normaalkracht door twee delen, 86,5N boven en 200-86,5N beneden. Maar het voelt als teveel willekeurig met getallen goochelen, zonder een stevige, natuurkundige verklaring.
Stel dat het rechter steunpunt zo hoog is dat de balk een hoek van 30 graden maakt. Het gewicht van 20 kg ontleedt zich in een normaalkracht van 173N en een "schuifkracht" van 100N. Ik kan die normaalkracht door twee delen, 86,5N boven en 200-86,5N beneden. Maar het voelt als teveel willekeurig met getallen goochelen, zonder een stevige, natuurkundige verklaring.
Theo de Klerk
op
21 juni 2020 om 13:18
Hier komen "ideale" en "praktische" natuurkunde elkaar tegen.
In het ideale geval is er nooit een verandering in lengte p of g die niet dp/dg=1 is. Maw de krachten blijven altijd gelijk, welke traptree je ook neemt.
In praktijk is er wel verandering. Doordat je je voeten (tenen vooral) anders neerzet, zal dp niet precies gelijk zijn aan dg en zo is voor kleine verhogingen de toename in drukkracht verklaarbaar.
Maar zelfs als de voeten precies zo worden neergezet, dan moet de voorwaarde voor evenwicht (krachten omhoog worden gecompenseerd door krachten naar beneden) geldig blijven.
Naar mate je steiler gaat opdrukken (tot handstand vertikaal) steunen je tenen minder mee en nemen niet steeds de helft van het gewicht voor hun rekening. Daardoor zal toenemend het gewicht alleen op de handen drukken - tot maximaal het volledige gewicht (handstand).
In de praktijk zal (buiten kleine veranderingen in hoogte waarbij handen en voeten anders geplaatst worden en daarmee de p en g waarden veranderen) de rotatie-voorwaarde steeds leveren dat rotatie door opdrukken = rotatie door gewicht. En de krachten (en armen ervan) zijn gelijk. Dit speelt dus geen rol in de toenemende zwaarte bij opdrukken.
Het feit dat de tenen steeds minder ondersteuning bieden waardoor alles op de handen aankomt, is wel een doorslaggevende reden.
Zie onderstaande tekening - voor pushup zowel met voeten omhoog of naar beneden (spiegelbeeldsituatie). De normaalkrachten zijn naast de plek van aangrijpen getekend om de figuren niet te overdekken.
In het ideale geval is er nooit een verandering in lengte p of g die niet dp/dg=1 is. Maw de krachten blijven altijd gelijk, welke traptree je ook neemt.
In praktijk is er wel verandering. Doordat je je voeten (tenen vooral) anders neerzet, zal dp niet precies gelijk zijn aan dg en zo is voor kleine verhogingen de toename in drukkracht verklaarbaar.
Maar zelfs als de voeten precies zo worden neergezet, dan moet de voorwaarde voor evenwicht (krachten omhoog worden gecompenseerd door krachten naar beneden) geldig blijven.
Naar mate je steiler gaat opdrukken (tot handstand vertikaal) steunen je tenen minder mee en nemen niet steeds de helft van het gewicht voor hun rekening. Daardoor zal toenemend het gewicht alleen op de handen drukken - tot maximaal het volledige gewicht (handstand).
In de praktijk zal (buiten kleine veranderingen in hoogte waarbij handen en voeten anders geplaatst worden en daarmee de p en g waarden veranderen) de rotatie-voorwaarde steeds leveren dat rotatie door opdrukken = rotatie door gewicht. En de krachten (en armen ervan) zijn gelijk. Dit speelt dus geen rol in de toenemende zwaarte bij opdrukken.
Het feit dat de tenen steeds minder ondersteuning bieden waardoor alles op de handen aankomt, is wel een doorslaggevende reden.
Zie onderstaande tekening - voor pushup zowel met voeten omhoog of naar beneden (spiegelbeeldsituatie). De normaalkrachten zijn naast de plek van aangrijpen getekend om de figuren niet te overdekken.

Jan
op
21 juni 2020 om 15:09
Theo de Klerk plaatste:
Hier komen "ideale" en "praktische" natuurkunde elkaar tegen...//..
Het feit dat de tenen steeds minder ondersteuning bieden waardoor alles op de handen aankomt, is wel een doorslaggevende reden.
groet, Jan
Ivo
op
21 juni 2020 om 15:47
Dank voor alle reacties. De ladder zal ik binnenkort eens wat verder verkennen
Theo de Klerk
op
21 juni 2020 om 15:50