sarah plaatste:
Hoe moet ik nu verder met de opgave?
tussen twee oppervlakken die langs elkaar (proberen te) bewegen speelt een wrijvingskracht. Gelukkig, want zonder die wrijvingskracht kan die auto zich niet afzetten tegen de ondergrond. Dan zouden de wielen alleen maar doelloos rondslippen.
Hoe groot die wrijvingskracht is hangt af van twee factoren:
- de normaalkracht tussen beide oppervlakken. Hier dus gelijk aan het gewicht van de auto, 1,7·104 N.
- de wrijvingscoëfficiënt µ geldig voor de combinatie van materialen van de oppervlakken, hier rubber op zoutkorst.
In formulevorm: Fw=µ·Fn
In de opgave wordt die µ gebracht als:
Als die wrijvingskracht dus niet groter kan zijn dan 1/3 van de normaalkracht (µ = 0,333), kan de versnelling van de auto ook niet groter worden dan 1/3 van de zwaartekrachtversnelling (want die veroorzaakt die normaalkracht)
De maximale versnelling had je al uit de grafiek gehaald. Als die ongeveer even groot is als 1/3 van de zwaartekrachtversnelling (9,81 m/s² op aarde) dan is de geldigheid van die vuistregel wel aangetoond.
Groet, Jan