nou eigenlijk precies betekenen? Ik heb namelijk nogal moeite met het toepassen van deze formules omdat ik eigenlijk helemaal niet weet wat ik aan het doen ben...
Alvast bedankt! Groetjes, Reina
Reacties
Jaap
op
11 november 2005 om 23:08
Dag Reina,
Activiteit is het aantal kernen van een isotoop dat per seconde vervalt. deltaN is de verandering van het aantal aanwezige kernen in een tijdsduur deltat. deltaN is negatief, want het aantal kernen neemt af. Als er bij voorbeeld 2000 kernen vervallen in 40 seconde, is deltaN=-2000 en deltat=40 > A=-(-2000)/40=50 kernen per seconde of kortweg 50 per seconde of 50 becquerel=50 Bq. Zo kun je het alleen zeggen voor isotopen met een halfwaardetijd t1/2 die flink groter dan 1 s is.
N(t) is het aantal kernen van een isotoop dat op het tijdstip t aanwezig is. N(0) is het aantal kernen van die isotoop dat op het tijdstip t=0 aanwezig was. De formule geeft aan dat het aantal aanwezige kernen N(t) telkens na een tijdsduur t1/2 wordt gehalveerd. Stel dat er op t=0 8000 kernen aanwezig zijn en dat de halfwaardetijd 3 uur is. Dan zijn er na 3 uur nog 8000/2=4000 kernen aanwezig. Na nog eens 3 uur zijn er nog 4000/2=2000 aanwezig enzvoort. De exponent t/t1/2 is het aantal malen dat de halfwaardetijd is verstreken. (1/2)^(t/t1/2) is de factor waarmee je het beginaantal moet vermenigvuldigen Bedenk dat het verval een onregelmatig proces is; de formule geldt bij benadering.
De gemeten intensiteit I(d) is het aantal gammafotonen dat achter een wand met dikte d wordt geregistreerd per s. Als je vóór de wand 32000 per seconde meet, meet je er na 1 maal de halveringsdikte nog ongeveer 16000; en na 5 maal de halveringsdikte nog (1/2)^5 maal 32000. De exponent d/d1/2 is het aantal malen dat je de halveringsdikte kunt afpassen in de wanddikte. Als de halveringstijd (je tweede formule) niet een geheel aantal malen in de tijdsduur past, gebruik je logaritmen. Net zoiets bij de derde formule.