Klopt het dat als je flux moet berekenen dat je in de formule ook het aantal windingen moet verwerken?
Op de toets was er een vraag die las volgt is: Als het potentiaal in punt 1 groter is dan het potentiaal in punt 2, dan wijst de ampèremeter naar rechts. Je werpt een magneet door het lusje, beschrijf wat er gaat gebeuren met de ampèremeter als de magneet naar/in/van het lusje gaat. Wat is het juiste antwoord want het stukje met potentiaal had ik niet begrepen. Zie bijlage voor de tekening.
>Klopt het dat als je flux moet berekenen dat je in de formule ook het aantal windingen moet verwerken?
Ja. Elke winding ondergaat die fluxverandering en produceert een inductiespanning. Alle windingen tezamen geven dan samen N keer die inductiespanning. En als de draaduiteinden toevallig zijn aangesloten dan kan er ook een inductiestroom gaan lopen. (Net als een stopcontact: er staat 230 V spanning op maar er loopt pas een stroom als je er iets op aansluit. Voor batterijen geldt dit ook)
>Als het potentiaal in punt 1 groter is dan het potentiaal in punt 2, dan wijst de ampèremeter naar rechts.
Een externe bron (batterij?) zorgt dus voor een stroom en een spanning. De + pool zit blijkbaar op punt 1 aangesloten. De spoel of lus zal een magneetveld produceren (noordpool volgens de RECHTERhandregel)
>Je werpt een magneet door het lusje, beschrijf wat er gaat gebeuren met de ampèremeter als de magneet naar/in/van het lusje gaat.
Dat hangt er helemaal van af langs welke kant de magneet (en met welke pool) door de lus geduwd wordt. In elk geval zal het magneetveld van de magneet worden tegengewerkt door een inductiestroom in de lus. Naast het bestaande magneetveld door de batterij zal er dus een tegengesteld inductie magneetveld (veel kleiner meestal dan het batterij-geproduceerde veld) worden geproduceerd. Dat zal netto het magneetveld van de spoel doen verkleinen en aangezien de inductiestroom tegen de batterijstroom ingaat is er ook een netto kleinere stroom.