wiskunde symbolen
Theo de Klerk stelde deze vraag op 03 november 2018 om 20:01.
Zoals je in https://www.natuurkunde.nl/vraagbaak/793 een lijst met veel gebruikte natuurkundige symbolen kunt vinden (waar je van af mag wijken al snapt men dan je al snel niet) is hier nog een lijstje met wiskundige symbolen waar je niet van af mag wijken: ze zijn wat ze zijn. Je komt ze tegen in formules uit de natuurkunde (niet allemaal even vaak).
Zie ook https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_wiskundige_symbolen
rekenkunde:
= gelijk aan (4-1=3)
≠ ongelijk aan (4≠5)
≙ komt overeen met (bij schaling: 1 cm komt overeen met 100 N) (in lettertype fonts: Unicode 2259)
>, ≥ groter (of gelijk aan) (4 > 2)
<, ≤ kleiner (of gelijk aan) (4 < 6)
± zowel plus als min (4±2 is 4+2 en 4-2)
· vermenigvuldigen (maar in getypte tekst ook vaak met . x of * aangeduid)
meetkunde
∠ hoek (∠ABC de hoek ingesloten door lijnen AB en BC)
⊥ loodrecht op (lijn AB ⊥ BC)
// evenwijdig
∼ gelijkvormig aan (zoals gelijkvormige maar niet even grote driehoeken bijvoorbeeld ΔABC ∼ ΔKLM)
≅ congruent met (identiek in grootte en vorm, equivalent)
algebra
≡ identiek aan (4≡4 maar 4=3+1)
:= per definitie
∼ ongeveer gelijk aan (zwakke benadering) (4,5 ∼ 5)
≈ ongeveer gelijk aan (sterke benadering) (4,99 ≈ 5)
<< veel kleiner dan (5 << 10)
>> veel groter dan ( 10 >> 5)
|a| absolute waarde van a (|-3| = 3 )
∝ evenredig met (a ∝ b : als b 3x groter wordt, dan ook a 3x groter)
α griekse letter alfa
∞ oneindig groot
i imaginaire eenheid (√-1=i)
Δ verschil (Δx = x2 - x1) (oppassen bij quantummechanica: daar betekent het "onzekerheid": p + Δp met Δp=5 betekent p ± 5/2)
logica
∀ voor alle
∃ er is
∴ daarom
~ ontkenning (niet) als operator ( koe ~ stier)
¬ niet (ontkenning) (¬ koe dwz een niet-koe. Bijv hond of kip maar ook stier)
∧ en
∨ of
statistiek
∪ of, vereniging (A∪B de kans op A of B)
∩ en, doorsnede (A∩B de kans op A en B)
⊂ onderdeel van, deelverzameling van (A⊂B verzameling A valt geheel binnen B)
⊃ omvat (A⊃B B is een deelverzameling van A)
Zie ook https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_wiskundige_symbolen
rekenkunde:
= gelijk aan (4-1=3)
≠ ongelijk aan (4≠5)
≙ komt overeen met (bij schaling: 1 cm komt overeen met 100 N) (in lettertype fonts: Unicode 2259)
>, ≥ groter (of gelijk aan) (4 > 2)
<, ≤ kleiner (of gelijk aan) (4 < 6)
± zowel plus als min (4±2 is 4+2 en 4-2)
· vermenigvuldigen (maar in getypte tekst ook vaak met . x of * aangeduid)
meetkunde
∠ hoek (∠ABC de hoek ingesloten door lijnen AB en BC)
⊥ loodrecht op (lijn AB ⊥ BC)
// evenwijdig
∼ gelijkvormig aan (zoals gelijkvormige maar niet even grote driehoeken bijvoorbeeld ΔABC ∼ ΔKLM)
≅ congruent met (identiek in grootte en vorm, equivalent)
algebra
≡ identiek aan (4≡4 maar 4=3+1)
:= per definitie
∼ ongeveer gelijk aan (zwakke benadering) (4,5 ∼ 5)
≈ ongeveer gelijk aan (sterke benadering) (4,99 ≈ 5)
<< veel kleiner dan (5 << 10)
>> veel groter dan ( 10 >> 5)
|a| absolute waarde van a (|-3| = 3 )
∝ evenredig met (a ∝ b : als b 3x groter wordt, dan ook a 3x groter)
α griekse letter alfa
∞ oneindig groot
i imaginaire eenheid (√-1=i)
Δ verschil (Δx = x2 - x1) (oppassen bij quantummechanica: daar betekent het "onzekerheid": p + Δp met Δp=5 betekent p ± 5/2)
logica
∀ voor alle
∃ er is
∴ daarom
~ ontkenning (niet) als operator ( koe ~ stier)
¬ niet (ontkenning) (¬ koe dwz een niet-koe. Bijv hond of kip maar ook stier)
∧ en
∨ of
statistiek
∪ of, vereniging (A∪B de kans op A of B)
∩ en, doorsnede (A∩B de kans op A en B)
⊂ onderdeel van, deelverzameling van (A⊂B verzameling A valt geheel binnen B)
⊃ omvat (A⊃B B is een deelverzameling van A)
Reacties
Marc
op
20 september 2019 om 09:17
Vraagje eigenlijk voor wiskunde.
Ben altijd verward bij differentialen.
Wanneer gebruikt de letter d zoals in dv/dt en/of gebruikt men het driehoekje Δ?
Ben altijd verward bij differentialen.
Wanneer gebruikt de letter d zoals in dv/dt en/of gebruikt men het driehoekje Δ?
Theo de Klerk
op
20 september 2019 om 09:24
Ze betekenen beide hetzelfde, maar de intervalletjes Δ zijn (veel) groter dan die van d.
Bij infinitesimaal kleine intervallen gebruik je de d en integreer je. Bij grotere intervallen gebruik je Δ en sommeer je (met Σ).
Dus bijv:
s = ∫ ds - "exact" berekende waarde voor lengte s bestaande uit oneindig veel kleine stukjes ds
s = Σ Δs - bij benadering bepaalde waarde voor lengte s bestaande uit een eindig aantal rechte stukjes Δs
Bij infinitesimaal kleine intervallen gebruik je de d en integreer je. Bij grotere intervallen gebruik je Δ en sommeer je (met Σ).
Dus bijv:
s = ∫ ds - "exact" berekende waarde voor lengte s bestaande uit oneindig veel kleine stukjes ds
s = Σ Δs - bij benadering bepaalde waarde voor lengte s bestaande uit een eindig aantal rechte stukjes Δs
Arno
op
20 september 2019 om 11:31
De Δ wordt gebruikt om een verschil aan te duiden. Indien dit verschil tot nul nadert gebruik je de differentiaal d. De afgeleide van een functie is bijvoorbeeld de limiet van het differentiequotiënt Δf(x)/Δx, waarbij Δx naar nul gaat, dus