Lieve vraagbaak,

Uit proefjes volgt dat de kosmische achtergrondstraling overeenkomt met een temperatuur van 2,7 K. Best wel chill.

a. Hoe leidt u dat uit die proefjes af? Is die 2,7 K soms de temperatuur waarbij de gemeten stralingskromme een maximale intensiteit vertoont?

Beweerd wordt dat die straling een overblijfsel is van het vroege heelal. Toen het heelal transparant werd voor fotonen, had het een bepaalde temperatuur en zond alles straling met een bepaalde golflengte uit.

b. Is de waargenomen golflengte, overeenkomend met 2,7 K, een gevolg van het dopplereffect in het uitdijende heelal?
c. Waardoor was het heelal in den beginne niet transparant en waardoor later wel?
d. Kun je theoretisch (los van gemeten straling) berekenen dat er inderdaad 2,7 K uit moet komen?

Bedankt voor uw antwoorden, Daphnis