De hefboomregel zegt feitelijk dat je met een kleinere kracht hetzelfde kunt bereiken als een grote kracht. Enige voorwaarde: de afstand tussen draaipunt en kracht moet (bij de kleinere kracht) groter zijn.
Zo werkt bijv. een nijptang: lange handvatten geven een grotere afstand tot het draaipunt. Je kunt dan met handkracht toch een heel grote kracht op een spijker uitoefenen die je probeert te knijpen.
Zelfde voor een notenkraker.
En een deur kan makkelijker worden geopend via een deurklink aan het uiteinde van de deur dan wanneer je dit een paar centimeter vanaf de scharnieren doet.
De hefboomwet zegt kracht x loodrechte afstand tot draaipunt = krachtmoment (F.d = M). Met "loodrechte afstand" (d) (of "arm") wordt de lengte bedoeld die overblijft als je het draaipunt loodrecht op de werklijn van de kracht afbeeldt (werklijn = lijn door de kracht getrokken).
Een krachtmoment heeft ook een richting: linksom (tegen de klok in) of rechtsom. Een draaibaar object zal door een krachtmoment dan ook gaan draaien. Maar als een andere kracht met een gelijk moment maar tegengesteld gericht ook werkt, dan heffen ze elkaars werking op: er is evenwicht en niets beweegt.

Als voorbeeld van een evenwicht (dan zijn de krachtmomenten die linksom en rechtsom willen werken gelijk en tegengesteld): een plank die over een rand ligt met een massa erop.
Het draaipunt zal op de rand liggen. De krachten links ervan wijzen naar beneden en zullen de plank linksom laten draaien (al zal de grond dat met tegengestelde krachten tegenhouden). Rechts van het draaipunt wijzen twee krachten ook naar beneden, maar willen juist rechtsom draaien. Als die twee krachten samen een zelfde krachtmomentgrootte hebben (maar tegengesteld gericht) dan blijft de plank liggen.