Bij a) geldt weer pV = nRT waarbij p gelijk is aan de buitendruk + de gasdruk. Er wordt "onhandig" verschillende eenheden gebruikt (dm³ , cm³, m³) dus daarin moet je eerst een keuze maken. Vaak is alles naar SI eenheden omrekenen dan handiger.

p_buiten = 1 bar = 1,0 . 10⁵ N/m²
V_B = 15 dm³ = 15 . 10^-3 m³
A_zuiger = 50 cm² = 50 . 10^-4 m²
m_zuiger = 20 kg
F_zw,zuiger = 20 x 9,81 N = 196,2 = 2,0 .10² N
p_zuiger = F_zw,zuiger /A_zuiger = 3,92 . 10⁴ = 3,9 .10⁴ N/m²
p_gas = p_zuiger + p_buiten = (1,0 + 0,39).10⁵ N/m² (gas heeft gelijke tegendruk op buiten-luchtdruk + druk door gewicht van de zuiger)

b) met pV = nRT ofwel n = pV/(RT) is nu n te bepalen met bekende p, V, T en constante R

c/d) De zuiger kan bewegen, dus V_B kan zich aanpassen. De druk moet uiteindelijk gelijk zijn aan de druk waarmee de zuiger op het gas drukt.
p bekend, V = V_A + V_B , T constant, n bekend, R bekend, V te berekenen, V_A bekend, kun je V_B berekenen (en daarmee hoe de zuiger heeft bewogen)

e) druk overal gelijk. n = pV/(RT) kun je voor n_A en n_B berekenen en hoeveel dus van plaats A naar B is verwisseld (of andersom)

f) zuiger vast, dus totale volume vast. Opstoken geeft nieuwe druk: p = nRT/V .  K2 openzetten betekent dat de druk binnen gelijk wordt aan de buitendruk. Dat kan door aantal mol n in A en B te wijzigen.



en zo verder...