elektromagnetische golven
Anoniem stelde deze vraag op 23 maart 2016 om 14:25. Hallo,
ik ben bezig met een hoofdstuk genaamd golfoptica. Hierbij ben ik de volgende vraag tegengekomen bij welke ik onzeker ben over het antwoord:
'Bij gesprekken van astronauten die zich op de maan zouden bevinden (op een afstand van 3,8 · 105 km van de aarde) en mensen op aarde, komen (vrij) lange pauzes voor.
Verklaar dit en bereken de minimale duur van die pauzes.'
Nu weet ik dat de voortplantingssnelheid van zichtbaar licht in vacuüm 3,0 x 108 m/s bedraagt. Mijn eerste vraagteken komt hier al de kop opsteken. Geldt deze snelheid ook voor onzichtbaar licht, en in dit geval voor de golven die gebruikt worden voor communicatie met de astronauten (ik neem aan radiogolven)?
Als verklaring voor de pauzes die bij de gesprekken met de astronauten optreden, zou ik dan de grote afstand kunnen noemen, die de tijd (afstand/snelheid) waarbinnen de golven de afstand astronaut-aarde afleggen beïnvloedt.
Ten tweede weet ik niet precies hoe ik de berekening van de minimale duur van die pauzes moet aanpakken. Ik weet niet of ik hierbij een formule die bij de goloptica hoort moet gebruiken en welke formule dit dan zou zijn. Mijn eerste ingeving leidt tot het volgende:
Pauze = afstand/snelheid = 3,8 · 105 km / 3,0 x 108 m/s = 3,8 x 108 / 3,0 x 108 = 1,3 s
Ik hoop dat iemand me bij deze vraag kan helpen.
Bij voorbaat dank :)
Reacties
De tijd waarmee het gesprek vertraagd wordt, zou twee keer de afstand aarde-maan zijn. Dus 2 x 1,3 s = 2,6 s.
Dus ja - radiostraling gaat even hard en je veronderstelling dat de tijd van vertraging komt door de grote afstand die radiogolven moeten afleggen (zowel heen als terug) klopt.
Elektromagnetische straling plant zich voort zonder medium. Daarom kan licht van de zon ons door het (vrijwel) vacuum van het heelal toch bereiken. (Men dacht vroeger dat er een medium moest zijn en noemde dat de "ether". Maar het bestaan is nooit aangetoond en ook overbodig gebleken. Al hoor je op de radio nog wel dat een zender "in de ether" is - maar dat is dus eigenlijk onzin).
De manier van voortplanten is via inductie: een elektomagnetische straling begint als wisselend elektrisch veld. Dat induceert een wisselend magnetisch veld. Dat op zijn beurt weer een wisselend elektrisch veld induceert. Enzovoorts.
Elektromagnetische straling a.h.w. "duwt zichzelf voort" - het heeft geen medium nodig. Daarom heeft het ook een snelheid die alleen afhankelijk is van die manier van voortplanten. En met wat rekenwerk (door James Clark Maxwell al gedaan) kom je op een snelheid c uit. Altijd dezelfde.
Bedankt! Dat maakt het duidelijk.
Dus een lichtgolf die overgaat van vacuüm naar glas wijkt wel af van de lichtsnelheid c als ik het goed begijp? :)
n = c/v
(dus bij water met n = 1,33 is de lichtsnelheid dus "maar" c/1,33 )
De voortplantingswijze is nog steeds hetzelfde maar nu is er "hinder" van het materiaal van het medium dat ook beinvloed wordt door de elektrische en magnetische velden en zo uiteindelijk het licht een beetje minder snel laat zijn.
Nog een vraagje wat ook te maken heeft met straling:
Er staat dat röntgenstraling het meest wordt geabsorbeerd door botten door de hoge dichtheid. Verder is de kans op ionisatie hier het grootst (omdat kans groter is op het tegenkomen van een elektron). Nu vroeg ik me af of dat altijd met elkaar verband houdt.. Wil absorptie zeggen dat er ionisatie plaatsvindt? Of is de kans op ionisatie groter door absorptie?
Je lichaam is vrijwel doorzichtig voor radiostraling (gaat dwars door je heen - iemand in je schaduw kan gewoon radio luisteren of tv kijken).
Je lichaam is vrijwel ondoorzichtig voor zichtbaar licht - het meeste wordt teruggekaatst terwijl je oogcellen juist absorberen (daarom "zie" je iemand staan). De energie is te weinig om te ioniseren maar voldoende om de oogcellen een stroompje richting hersenen te geven.
Rontgenstraling en hogere frequenties hebben wel genoeg energie. Je lichaam is grotendeels "doorzichtig" (een "halfwaarde dikte" wordt hier zinvol in gebruik: daarna is de helft van de intensiteit geabsorbeerd) maar als er geabsorbeerd wordt (meer in botten dan in waterige organen) dan komt die energie vrij. Die straling komt niet door het lichaam heen (en zie je onbelichte stukken op een foto). Maar tegelijk kan die vrijgekomen energie wel atomen ioniseren en daarmee schade aanrichten. Vooral als het atomen zijn die in celkernen zitten en daardoor een cel ontregelen (kanker) of in chromosomen in een cel zitten (DNA materiaal) die daardoor erfelijk materiaal veranderen - en meestal niet ten goede.
Laag frequente straling lijkt weinig invloed op een lichaam te hebben - al zijn er mensen die klagen over "elektrosmog" en -invloed en blijkbaar gevoeliger zijn dan de gemiddelde mens. Hoog frequente straling (UV, rontgen, gamma) heeft energie genoeg om bij absorptie schade aan te richten.
Dus nee, absorptie is niet altijd ioniserend. Maar ionisatie vindt wel alleen plaats na absorptie van voldoende energierijke straling.
Ik vroeg me nog af hoe het eigenlijk zit met gammastraling.. Er wordt hier namelijk gesteld dat het lichaam vrijwel geen gammastraling absorbeert, maar ook dat gammastraling een groter ioniserend vermogen heeft dan röntgenstraling. Met de uitleg van hierboven begrijp ik niet goed hoe dat een mogelijkheid is.
Alvast bedankt
De andere ionisatie is door een niet geladen deeltje (of (gamma)-straling dat in sommige gevallen als "foton"deeltje gezien kan worden) met voldoende energie op een atoom te schieten waarbij het alle (foton) of een deel ("echte" deeltjes) van de energie afstaat aan een elektron dat daarmee opnieuw kan ontsnappen.
In beide gevallen moeten de geladen deeltjes of de straling voldoende energie hebben om een elektron in een atoom te laten ontsnappen en een ion achter te laten.
Voor elektromagnetische straling geldt E=hf . Hoe hoger de frequentie, hoe meer energie een lichtdeeltje heeft. Radiogolven hebben een lage frequentie en weinig energie, gamma-straling een zeer hoge frequentie en daarmee veel energie. Voldoende om een elektron uit een atoom te laten ontsnappen en daarmee te ioniseren. Bij gammastraling gebeurt die ionisatie ook in lichaamscellen en daarmee kan het atomen in je DNA van de cel verminken. Daardoor ontstaat kanker. Bij gameten (zaad- en eicellen) kan de verminking worden overgedragen op een eruit te ontstaan nageslacht: dat komt dan niet gezond (misvormd, wellicht niet levensvatbaar) ter wereld.
Als gammastraling dus interactie heeft met een atoom kan kan het ioniseren. Omdat het zo'n kleine frequentie heeft "ziet" het de meeste andere atoomlagen (in lichaamsonderdelen of plaat lood) gewoon niet en kan het ongehinderd doorreizen. Zie het als een pijl die je afschiet door een bos: alleen als een boom (atoom) in het pad staat zal het interactie hebben, anders schiet het gewoon door.
Omdat er een kans is dat gammastraling botst op een atoom (of er langs schiet) kun je die kans in een "halfwaardedikte" vertalen. Hoe dikker, hoe groter de kans dat een gamma-deeltje op een atoom botst. Na een halfwaardedikte blijkt de helft van de deeltjes dat gedaan te hebben. Na 2 halfwaardediktes opnieuw de helft van die helft: een kwart van het beginaantal is nog over. Theoretisch wordt 1/2 x 1/2 x....x 1/2 nooit nul, praktisch wel (als nog maar 0,0000......01-ste deel doorgaat is dat "praktisch" nul).
Bedankt, dit begrijp ik :)
Echter, ik blijf nog een beetje zitten met het verband tussen absorptie, ioniserend vermogen en doordringend vermogen. Hoe houden deze drie verband met elkaar?
En klopt het dus dat veel energie wilt zeggen dat het een groot doordringend vermogen heeft?
Je zou kunnen zeggen dat het deeltje uiteindelijk in de materie wordt opgenomen, geabsorbeerd.
Ioniserend vermogen en doordringend vermogen zijn voor deeltjes gerelateerd. Een alfa- of beta-deeltje dringt slechts een bepaalde diepte in materie door. Je kunt je er dan ook tegen wapenen door een "schild" te nemen dat voldoende dik is en alle alfa- en betadeeltjes stopt (alfa al bij een papierdikte, beta na binnen een paar centimeter).
Voor straling is het "alles of niets": eenmaal gebotst, geeft het alle energie af en verdwijnt het. Straling gaat dus niet "steeds langzamer" door minder energie: het gaat altijd met lichtsnelheid tot het alles afgeeft en verdwijnt. Dat wordt ook absorptie genoemd.
Ioniserend vermogen en doordringend vermogen is voor straling niet gerelateerd. Een lichtdeeltje gaat door of niet door. Wel wordt de kans steeds kleiner: halfwaarde dikte van materiaal.
Veel energie zegt dus voor alfa/beta-deeltjes een groter doordringend vermogen, voor licht zegt het alleen dat de halfwaardedikte groter is.
Al eerder vertelde ik je dat gammastraling geen doordringend vermogen heeft - het heeft een absorptiekans die door halfwaarde dikte wordt weergegeven.
Als het veel energie heeft, zal het 1 elektron wegslaan die alle energie meeneemt. Dat is dan een geladen deeltje met veel snelheid die door botsingen zijn energie verdeeld over andere atomen die daardoor ook ioniseren (zoals een beta-deeltje al van zichzelf doet).
Dus gammastraling doet niks en gaat ergens dwars doorheen of het produceert een sneeuwbaleffect als het losgeslagen elektron op zijn beurt andere atomen ioniseert.
Ah oke, ik snap m. Heel erg bedankt :)