Vraag elektrische schakelingen(parallelschakeling)

Rosanne stelde deze vraag op 20 maart 2016 om 11:12.

 Hoi iedereen , zouden jullie mij kunnen helpen met twee oefeningen die ik maar niet opgelost krijg?Ik heb dit al geprobeerd op te lossen maar het lukte niet.

1. Je schakelt vier weerstanden in een kring




De bronspanning is 24,0V en de amperèmeter wijst 360mA aan. Bereken de weerstand R.

2. Een stroomkring met de stopcontacten van de woonkamer is beveiligd met een automatische zekering van 20 A. Is het mogelijk om, terwijl Kris strijkt met een strijkijzer van 2300 W, gelijktijdig op dezelfde stroomkring nog een staanlamp (500 W) en een stofzuiger (800 W) aan te sluiten en in te schakelen, zonder dat de kring overbelast is en de zekering uitspring? Toon aan.


Alvast bedankt mensen!!

Reacties

Theo de Klerk op 20 maart 2016 om 11:18
Vraag 1 is een gewone parallelle schaekling vraag waarbij je weet hoeveel stroom er door 1 tak gaat.
Tussen de uiteinden van de parallelle tak staat dezelfde spanning. Van 1 tak kun je die berekenen. Dus ken je die van de andere tak ook... De rest van de spanning valt blijkbaar over de serieweerstand en hoeveel stroom daar doorheen gaat. Die stroom is de som van de stromen uit de takken. Dus weet je welke stroom door de onbekende weerstand gaat. Daarvan zijn spanning en stroom bekend en daarmee ook de weerstand.
Theo de Klerk op 20 maart 2016 om 11:20
Voor de tweede vraag: vermogen P = U.I  waarbij ik aanneem dat U=230V in een huiskamer. Dan kun je voor elk apparaat berekenen hoeveel stroom die nodig heeft en of al die stromen tesamen meer zijn dan een 20A zekering kan doorlaten.
Rosanne op 20 maart 2016 om 11:31

Theo de Klerk plaatste:

Voor de tweede vraag: vermogen P = U.I  waarbij ik aanneem dat U=230V in een huiskamer. Dan kun je voor elk apparaat berekenen hoeveel stroom die nodig heeft en of al die stromen tesamen meer zijn dan een 20A zekering kan doorlaten.
Dankjewel voor uw antwoord!! Ik heb de oplossing al gevonden ,het aantal stroom is 15,64 A.

Alleen snap ik de eerste vraag nog altijd niet. Moet ik daar de substitutieweerstand berekenen door 1/30 Ohm + 1/50 Ohm+ 1/10 Ohm (zie de bijlage voor de opstelling)? Wat moet ik dan doen met die 24 V en 360 mA
Theo de Klerk op 20 maart 2016 om 11:41
Nee, de 10 ohm is geen deel van de parallelkring.
R+30 ohm wel en die 50 ohm alleen ook - elk in hun eigen tak. En over beide staat dezelfde spanning U = ItakRtak
Rosanne op 20 maart 2016 om 11:51

Theo de Klerk plaatste:

Nee, de 10 ohm is geen deel van de parallelkring.
R+30 ohm wel en die 50 ohm alleen ook - elk in hun eigen tak. En over beide staat dezelfde spanning U = ItakRtak
Sorry maar zou u anders uw berekening willen tonen ik snap het nog altijd niet.
Ik denk dat er niet de subsitutieweerstand wordt gevraagd van een reeks , je moet de ontbrekende weerstand berekenen.
Jan van de Velde op 20 maart 2016 om 12:00
dag Rosanne,

die eerste is een puzzeltje om te ontwarren....
Het eerste losse draadje is dat als je een weerstand en een bijbehorende stroomsterkte kent, je de spanningsval over die weerstand kunt berekenen.


De spanningsval tussen x en y ken je daarmee, zoek dan het volgende losse draadje....

groet, Jan

Jac op 17 januari 2021 om 14:45
De spanning over de parallelschakeling kun je berekenen met 0,36 A x 50 Ω = 18 volt. Dit betekent dat er 6 volt afgesnoept is door de weerstand die in serie zit. Hier kun je nu de stroomsterkte berekenen dit is 6 volt: 10 Ω = 0,6 A. Je weer dat die 0,6 A verdeeld over de parallelschakeling. Dus gaat over het bovenste deel 0,6 - 0,36 = 0,24 A. Er staat 18 volt over, hieruit volgt (U=I x R) 18 : 0,24= 75 Ω. Er zit dus over het bovenste gedeelte een weerstand van 75Ω. Ze staan in serie dus optellen er zit al een weerstand van 30 Ω. 75 - 30 = 45 Ω

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft achtentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)