dag Marjan,
Een groter of kleiner wordende afstand, positieve of negatieve afgelegde wegen, is allemaal een kwestie van referentiekader.
Als we een plaats-tijd (x/t)diagram tekenen, met de waarnemer in de oorsprong, dan neem ik aan dat je snapt dat als iets je nadert, dat dan de x van dat iets verandert. Dat kan op twee manieren:

in bovenstaand x/t diagram zien we een blauwe auto die zich op t=0 op 100 m van me vandaan bevindt, op t= 6s op 25 m (en op t= 8s op m'n tenen staat)
afgelegde weg s=Δx
een verandering van iets is per afspraak de eindtoestand van iets minus de begintoestand van ietss=Δx= xe - xb = 25 - 100 = -75 m.
In dit referentiekader is de afgelegde weg van de blauwe auto dus negatief
de rode auto:
s=Δx= xe - xb = 80 - (-50) = +130 m.
In dit referentiekader is de afgelegde weg van de rode auto dus positief.
De afgelegde wegen hebben tegengestelde tekens, en da's fijn want ze bewegen ook duidelijk in tegengestelde richtingen.
Daarmee krijgen ze ook snelheden met tegengestelde tekens:

respectievelijk

Hun
s/t diagrammen komen er dus zó uit te zien

In absolute zin hebben ze uiteraard beiden een afstand afgelegd, maar het is natuurlijk wel zo fijn dat je kunt blijven zien aan de tekens van hun respectieve snelheden dat ze in tegengestelde richtingen bewegen, door consequent met die plusjes en minnetjes te werken....
Of, als één voorwerp eerst een negatieve afstand aflegt, en even later en even grote positieve afstand, (of andersom) dat hij daarmee per saldo niet van zijn plaats is gegaan.
En het staat jou alleszins vrij dat referentiekader heel anders vast te leggen, zolang je maar duidelijk afspreekt wat je wát noemt. Zet in je x/t diagram de + 100 m van onder en de -100 van boven, en de tekens van de snelheden draaien óók om. Maar wát je ook doet, de tekens blijven tegengesteld en dat hoort zo.
duidelijker?
Groet, Jan