snelste weg door het zand

Lieneke stelde deze vraag op 10 juni 2005 om 12:12.
Is er misschien iemand zo slim om dit probleem op te lossen? Het is heel belangrijk voor me!

Stel je voor, een trimmer loopt over een vloedlijn, een hard stuk strand dus wat makkelijk loopt/rent. Hier haalt hij een snelheid van 15 km/h. Hij moet echter de duinen in. Hiervoor moet hij over een stuk mul zand wat dus niet zo makkelijk loopt. Hier haalt hij een snelheid van 10 km/h. Nou is er een route die hem het snelste de duinen in zal voeren. Het stuk mulle zand (loodrecht op de vloedlijn gezien) is 80 meter (de afstand van het stuk harde strand weet je niet). Dit is alles wat je weet. Nou is de vraag waar hij het mulle zand op moet. Dus hoeveel meter voor het eind van de vloedlijn(waar hij alleen nog maar recht naar boven kan over het mulle zand).

Een vervolg vraag die volgens mij helemaal bijna onoplosbaar is! is wat de snelste route is als je twee verschillende stroken mul zand zijn boven elkaar. Elk met een eigen breedte en waarop verschillende loopsnelheden te behalen. en wat de wet van snellius hier je mee kan helpen

Is er misschien iemand zo slim om dit probleem op te lossen!?
Bij voorbaat dank, Lieneke

Reacties

Melvin op 10 juni 2005 om 19:24
Beste Lieneke,

eerst even een plattegrond:


Je loopt eerst (in een rechte lijn met snelheid 15 km/h) van het punt 0 naar P over het harde zand en dan (in een rechte lijn met snelheid 10 km/h) van P naar het punt A over het mulle zand.

Je wil een zo kort mogelijke tijd hebben. Dus moet je weten hoe lang je erover doet als je punt P ergens op positie xP zet maar de y-coordinaat kan alles zijn tussen 0 en yA. Feitelijk is het hele probleem de vraag "bij welke waarde van y moet ik punt P plaatsen zodat de totale tijd die verloopt minimaal is als ik van punt O via P naar A beweeg." En als ik nu die yP verander dan kan ik die als variabele "y" noemen en de vraag stellen:
voor welke waarde van y is de looptijd t minimaal? Ofwel voor welke waarde van y is dt/dy=0 ?

De afstanden loodrecht op de zee en duinen zijn minder interessant - die liggen vast. Daarom kunnen we die "gewoon"
xP = h1 en (xA - xP) = h2 (= 80 m) noemen.

De afstand die je aflegt op het harde zand is √(h12+ y2) (ga na!)
De afstand die je aflegt op het mulle zand is √(h22+(yA-y)2) (ga na!)
De tijd die je over een afstand over elk stuk strand doet is t=x/v dus voor beide stukken samen is de totale tijd:
t1=(1/v1)*√(h12+y2)
t2 = (1/v2)*√(h22+(yA - y)2)
t = t1 + t2 (ga deze tijden ook na!)

Om het minimum te vinden moet je kunnen integreren of de tijdsfunctie grafisch uitzetten tegen allerlei waarden van y. Bij differentiëren vind je een minimum als dt/dy = 0 (als je de positie y een beetje wijzigt met dy dan verandert de tijd t met een beetje dt. Maar dt = 0 voor een beetje dy als we voor y de minimum waarde gevonden hebben). Eigenlijk geeft dt/dy alleen maar de positie van een extreem (maximum of minimum) aan, maar in ons geval en formule gaat het om een minimum.

Differentiëren is niet helemaal eenvoudig omdat je met de kettingregel rekening moet houden (die je wel recht-toe-recht-aan uitvoert):

dt1/dy = 1/v1 . ½(h12 + y2) . 2y = 1/v1 . y /√(h12 + y2)
Merk op dat dit gelijk is aan
dt1/dy= 1/v1 . sin i
waarbij i de "invalshoek" op de tekening is.

dt2/dy = 1/v2 . ½ (h22 + ( yA - y)2) .2(yA - y)(-1) = - 1/v2 . (yA - y)/√(h22 + (yA - y)2)

Merk op dat
dt2/dy = - 1/v2 sin r
in de tekening is met r de "brekingshoek"

Als de afgeleide nul moet zijn dan geldt:
1/v1 sin i - 1/v2 sin r = 0
Daaruit volgt de bekende formule van Snellius voor lichtbreking die feitelijk het Fermat Principe van de minste tijd is:

1/v1 sin i = 1/v2 sin r
of v2 sin i = v1 sin r
(en met brekingsindex n = c/v wordt dit n1 sin i = n2 sin r bij overgang tussen twee media met brekingsindices n1 en n2 )

Voor het probleem met h2 = 80 m en v1 = 15 km/h en v2 = 10 km/h kunnen we nu door invullen de minimum tijd berekenen want als de hoeken i en r bekend zijn ligt de positie van punt P ook vast.

Merk wel op, dat nu wel van belang is hoe breed het natte zand is (h1) want het bepaalt mede de hoek i (en daarmee r). Dat is ook wel logisch als je i.p.v. hardlopen een lichtstraal zou sturen. Als die altijd in A moet aankomen, dan zal punt O (en daarmee P) op andere posities liggen om te zorgen dat sin i/sin r = n2/n1 geldig blijft. Als O naar boven zou schuiven, dan wordt hoek i kleiner, maar dan wordt hoek r ook kleiner. En om de baan vanaf P toch in A te laten eindigen, ligt punt P dan ook hoger.

Bert op 11 juni 2005 om 12:48
Beste Lieneke en Melvin,

in het probleem van Lieneke zat een duidelijke hint naar de wet van Snellius. Deze brekingswet kan worden afgeleid uit een algemener beginsel, het zogenaamde Principe van Fermat.

Dit zegt dat een lichtstraal (net als de hardloper) de snelste weg kiest. De wet van Snellius geeft het verband geeft tussen brekingsindex en brekingshoek, maar omdat de voortplantingssnelheid omgekeerd evenredig is met de brekingsindex geldt ook: sin(theta1)/sin(theta2)=v1/v2 (theta is de hoek met de normaal).

Door hiervan gebruik te maken kun je de formules die Melvin gebruikt heeft omzeilen en direct de verhouding van de sinussen van de brekingshoeken bepalen. In het algemene geval van twee stroken met verschillende breedtes kom ik met deze wijsheid ook niet eenvoudig tot een oplossing (iemand anders wel misschien?) maar bij het oorspronkelijke probleem van Lieneke (lopen langs de vloedlijn, dus h1 = 0) weet je dat theta1 gelijk is aan 90 graden en als je dan Snellius toepast is het probleem opgelost!

Bert

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Noortje heeft vierentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Noortje nu over?

Antwoord: (vul een getal in)