Dag Twen,
dat is eerder een kwestie van intermoleculaire krachten. In vaste stoffen zitten de moleculen dicht opeen in een veelal heel regelmatig rooster, en door die geringe afstand kunnen ze elkaar ook stevig aantrekken. Een zekere temperatuurverhoging (dwz extra bewegingsenergie) kan tegen die grote intermoleculaire krachten in weinig extra ruimte creëren.
In vloeistoffen zijn door de al grotere afstanden die intermoleculaire krachten veel kleiner: eenzelfde hoevelheid extra bewegingsenergie duwt die moelculen dus makkelijker verder uiteen.
Ten slotte, in gassen zijn er (nagenoeg) geen intermoleculaire krachten. Daardoor zetten gassen allemaal (nagenoeg) evenveel uit bij een zekere temperatuursverhoging, en kunnen we voor de uitzetting van alle gassen één verband tussen temperatuurtoename en uitzetting zien: de algemene gaswet pV=nRT (NB: die geldt eigenlijk alleen voor ideale gassen, maar tenzij je bij hoge drukken of extreme temperaturen gaat kijken bij benadering in de praktijk voor alle gassen)
duidelijk zo?
groet, Jan