Dag Nina,
Als het vliegtuig horizontaal vliegt met een constante snelheid, dán werken er op je doos alleen maar de zwaartekracht en een normaalkracht.
Het is een beetje slordig van een boek om te zeggen dat iets een voorwaartse KRACHT van 4g kan ondervinden. Die "g" is namelijk een symbooltje voor de VERSNELLING die een voorwerp ondergaat als gevolg van de zwaartekracht. Die is overal ter wereld in de buurt van het aardoppervlak ongeveer gelijk aan 9,8 m/s² (niet overal precies evenveel, maar dat is nou even niet belangrijk)
Laten we het afronden naar 10 m/s². Dat betekent dat een voorwerp dat je vrij laat vallen, dus zonder luchtweerstand, op aarde steeds sneller zal vallen, elke seconde neemt dan de valsnelheid met 10 m/s toe.
Je weet hoop ik dat voor een versnelling (a) ook een kracht nodig is? :
F=m·a
Stel nou dat je in een raceauto zit, en die versnelt met 10 m/s². Dan moet die auto op je rug een even grote kracht uitoefenen om je vooruit te duwen, als dat de zwaartekracht je naar beneden trekt. Die voorwaartse versnelling is dan gelijk aan de versnelling naar beneden die je zou krijgen als je vrij zou vallen. We zeggen dan wel eens dat je een voorwaartse versnelling van 1 g ondervindt, namelijk een versnelling die precies gelijk is aan die zwaartekrachtversnelling.
4g is dan een versnelling die 4 x zo groot is als de zwaartekrachtversnelling. Simpelweg 40 m/s² dus. Je wordt dan heel sterk tegen de rugleuning gedrukt. Een raceauto haalt dat niet denk ik, maar in straaljagers en raketten zou je daar wel aan kunnen komen. Sommige achtbanen halen op sommige punten ook wel eens 3-4 g.
g is dus een maart voor de zwaartekrachtversnelling op aarde. Als je die in F= m·a in de plaats van de versnelling a de zwaartekrachtversnelling g zet, dan kun je dus de zwaartekracht berekenen: Fz = m·g
Ongeveer duidelijk zo?
Groet, Jan