Dag Pauli,
Ga in een rijdende trein zitten met het mandarijntje in je hand: het mandarijntje reist even snel voorwaarts als jij (logisch, het zal ook even laat als jij op Amsterdam Centraal arriveren). Gooi nu het mandarijntje loodrecht omhoog: het mandarijntje reist nog steeds even snel voorwaarts als jij, het blijft met je mee reizen. Het mandarijntje heeft dus een horizontale snelheid en een verticale snelheid, maar omdat jij een even grote horizontale snelheid hebt als het mandarijntje merk jij niks van die horizontale snelheid.
Op het perrron staat iemand die jou langs ziet rijden terwijl jij het mandarijntje omhoog gooit. Kijk nou alleen even naar het mandarijntje: het gaat omhoog, en komt een paar meter verderop langs het perron weer naar beneden. De perrontoeschouwer ziet, als hij alléén naar de mandarijn kijkt ten opzichte van het perron, die mandarijn wel degelijk een boog beschrijven.
Als die toeschouwer echter meebeweegt en de positie van de mandarijn beschrijft ten opzichte van jou als jongleur, lijkt het weer net alsof de mandarijn alleen loodrecht omhoog en weer naar beneden gaat.
Kortom, elke beweging is relatief aan het coördinatenstelsel (hier: treincoupé of perron) waaraan je de beweging afmeet.
Duidelijk?
Groet, Jan