Dag Maarten,
Zó kom je deze formule in de natuurkunde niet vaak tegen. Wij hebben het meestal over een rolwrijvingscoëfficiënt "mu" (Griekse kleine m).
Om rolwrijving te overwinnen moet je extra kracht zetten. Nou blijkt die rolwrijvingskracht recht evenredig met de zwaartekracht Fz: gewicht van fiets plus fietser tweemaal zo groot, dan ook die rolwrijvingskracht 2 x zo groot. Daar komt dus die Fz vandaan.
Die factor h/s is wat ingewikkelder. Wat hier gebeurt is een vergelijking maken met een ander geval van extra kracht moeten zetten. We doen net alsof er helemaal geen rolwrijving bestaat, maar alsof we in plaats daarvan, zonder rolwrijving dus, een (schijnbare) heuvel op moeten fietsen. Die heuvel heeft een hoogte h over een horizontaal gemeten afstand s.
Neem nou eens een helling van 5 %, dan ga je 5 m omhoog over een afstand van 100 m. De extra kracht die je hiervoor moet leveren is (h/s)x Fz = 5/100 x Fz ofwel 0,05 x Fz. Als je dus met een gewicht van zeg 800 N een helling van 5 % op zou fietsen op wrijvingsloze lagers en banden, dan heb je voor die helling een extra kracht nodig van 0,05 x 800 = 40 N.
Dus stel dat je roestige lagers en zachte banden zorgen voor een rolwrijvingskracht van 40 N bij je gewicht van 800 N, dan is de rolwrijving vergelijkbaar met een (schijnbare) helling van 40/800 = 0,05 ofwel 5 % van je zwaartekracht.
Verder kun je hier wel formules bij gaan halen, maar dan ga je werken met energieformules (hoogte-energie m.g.h en arbeid F.s) Je bent de rolwrijving dan nog steeds aan het vervangen door een schijnbare hoogte die je moet overwinnen. Dat kun je misschien zelf eens proberen?
Groet, Jan