toegevoegde energie bepalen

BoogyMan stelde deze vraag op 23 mei 2007 om 20:06.

Hallo,

Ik heb de opdracht om uit te rekenen en uit te leggen:

Dat als je een bal op de grond gooit(niet loslaten), hoeveel energie je dan hebt  toegevoegd met de worp.

Hoe kan ik dit uitrekenen?

 Alvast bedankt,
 

Reacties

Jan op 23 mei 2007 om 23:10

dag BoogyMan,

Hopend dat de luchtweerstand buiten beschouwing mag blijven:

als je een bal vrij laat vallen vanaf een bepaalde hoogte zal die met een bepaalde snelheid de grond bereiken. Omdat je weet hoeveel "hoogte-energie"  Eh= mgh de bal had op de hoogte waarop je losliet, weet je ook met hoeveel bewegingsenergie Ekin = ½mvh² de bal de grond zal raken. (vh gebruik ik hier voor de snelheid als gevolg van de hoogte)

mgh=½mvh², en met een beetje wiskunde moet je hieruit v ofwel die snelheid kunnen berekenen.

Hééft die bal al een beginsnelheid vóórdat hij vrij begint te vallen, dan heeft hij al een beginenergie Eb=½mvb2 .

 

Je moet dus weten op welke hoogte je worp ophield, en daarmee die vh uitrekenen. Dan moet je de snelheid kennen waarmee de bal de grond raakt, dat is de som van vh en vb, dus kun je vb uitrekenen. En als je vb kent, dan kun je ½mvb² uitrekenen, ofwel de energie Eb die je met je worp aan de bal gaf.

Dat leek me wat je wou weten. Stel je de volgende keer je vraag ietsje duidelijker?

Groet, Jan

Jaap op 24 mei 2007 om 00:07

Dag BoogyMan en Jan,
Ik snap Jans uitwerking nog niet. Vooral bij "Dan moet je de snelheid kennen waarmee de bal de grond raakt, dat is de som van vh en vb". Kennelijk meet (bepaalt) Jan de snelheid waarmee de bal de grond treft: goed plan. Maar "dat is de som van vh en vb"?
Ik versta de vraagstelling als volgt. Op een beginhoogte h0 is de bal in rust. Een neerwaartse spierkracht Fspier (omlaag gooien) en de zwaartekracht Fz brengen de bal in beweging, omlaag. Na een gedeelte van h0 stopt Fspier en blijft Fz werkzaam. De bal treft de grond met een snelheid vgrond. De gevraagde energie die jij toevoegt tijdens het omlaag gooien, is even groot als de arbeid van Fspier over het eerste gedeelte van h0. Laten we daarom deze Wspier berekenen.
m×g×h0+Wspier=½×m×vgrond² → Wspier=½×m×vgrond²−m×g×h0
Meten/bepalen: de massa m, de snelheid vgrond waarmee de bal de grond treft, de hoogte h0 waarop de bal vanuit rust in beweging wordt gebracht.
Komen de uitwerkingen van Jan en mij op hetzelfde neer? Of is er een verschil van inzicht over BoogyMans vraagstelling? Of doe ik iets fout?
Groeten, Jaap Koole

Jan op 24 mei 2007 om 09:04

Beste BoogyMan en Jaap,

Volgens mij zeggen Jaap en ik allebei (vrijwel) precies hetzelfde, alleen Jaap beschrijft de zaak direct in termen van arbeid en energie, terwijl ik uitga van de snelheden waaruit we die energie tenslotte gaan berekenen. Heel erg duidelijk zijn we misschien geen van tweeën.......

Een spier geeft een snelheid en daarmee bewegingsenergie aan de bal. Deze snelheid noemde ik vb. Jaap schrijft: Wspier . De energie die daarbij hoort is ½mvb².

Door het vallen komt daar nog extra snelheid bij. Die noem ik vh, de snelheid die hij krijgt alleen door het vallen. Jaap schrijft: m×g×h0. Ik schrijf: mgh=½mvh², en daarmee zeggen we dus weeral hetzelfde.

Dan zegt Jaap in een energievergelijking: m×g×h0+Wspier=½×m×vgrond²

Ik schrijf (even in volgorde van Jaap's formule): de som van vh en vis de snelheid waarmee de bal de grond raakt, en dqaarmee zeggen we dus eigenlijk weeral hetzelfde.

Jaap schrijft: Meten/bepalen: de massa m, de snelheid vgrond waarmee de bal de grond treft, de hoogte h0 waarop de bal vanuit rust in beweging wordt gebracht.

Ik schrijf: Je moet dus kennen de snelheid waarmee de bal de grond raakt, en op welke hoogte je worp ophield. Ik noemde alleen de massa niet, voor de rest lijken we het weer roerend eens.

Jaap en ik hebben wel een verschilpunt, en dat is dat Jaap uitgaat van de hoogte aan het begin van de worp, en ik van de hoogte aan het eind van de worp. Jaap is hier volgens mij inderdaad correct bij nader inzien. Daarbij moet je echter wél veronderstellen dat er inderdaad netjes in een rechte lijn verticaal wordt geworpen, en niet in een boogje over je schouder.

Mijn conclusie: we zeiden in wezen hetzelfde, waarbij ik nog een klein foutje maakte.

Groet, Jan

BoogyMan op 24 mei 2007 om 16:30
Hartelijk dank voor de uitleg heren
Jaap op 24 mei 2007 om 21:21

Dag Jan,
Het lukt me nog niet in te zien dat jij en ik met onze uitwerkingen (met je aanpassing dat we uitgaan van de hoogte aan het begin van de worp) vrijwel hetzelfde zeggen. De beide uitwerkingen lijken me wezenlijk verschillend.
Ik neem een getallenvoorbeeld ter wille van de duidelijkheid. Alle getallen worden opgevat als exact; g=9,8 en niet 9,81 m/s²; tussentijds niet afronden; expres te veel significante cijfers laten staan om verwarring over getallen te voorkómen. De worp is precies in de richting van de valversnelling. Wrijving, corioliskracht enz. worden verwaarloosd.
Een steen van 5kg bevindt zich in rust in punt A op 13m boven de grond. Een spierkracht Fsp=31N werkt over een afstand van 2m tot aan punt B. B is 13-2=11m boven de grond. Over die afstand AB werkt ook de zwaartekracht Fz. Vanaf B tot de grond (punt C) werkt alleen Fz.
Eerst bereken ik de snelheid vC waarmee de steen de grond treft:
½×m×vC²=Wz+Wsp=Fz×AC+Fsp×AB → ½×5×vC²=5×9,8×13+31×2=699 → vC=16,721 m/s

Nu volg ik jouw manier (doe ik dat goed?)
"Je moet dus weten op welke hoogte je worp ophield, en daarmee die vh uitrekenen." Dit heb je aangepast, zodat ik aanneem "Je moet dus weten op welke hoogte je worp begon, en daarmee die vh uitrekenen." De worp begon in A, op 13m boven de grond.
Nu vh uitrekenen: ½×m×vh²=m×g×AC → ½×vh²=g×AC=9,8×13=127,4 → vh=15,962 m/s
"Dan moet je de snelheid kennen waarmee de bal de grond raakt, dat is de som van vh en vb, dus kun je vb uitrekenen." De bal raakt de grond met vC=vh+vb=16,721 m/s (zie boven) →
VC=vh+vb=15,962+vb=16,721 → vb=16,721-15,962=0,758788 m/s.
"En als je vb kent, dan kun je ½mvb² uitrekenen, ofwel de energie Eb die je met je worp aan de bal gaf." Dat wordt: Eb=½mvb²=½×5×0,758788²=1,4394 J. Tot zover jouw werkwijze.

Volgens mijn uitwerking voeg je echter aan de steen toe een hoeveelheid energie die even groot is als de arbeid van Fsp. Dat is Wsp=Fsp×AB=31×2=62 J.
De waarden 1,4394 J en 62 J zijn niet bij benadering gelijk. Dat betekent toch dat jij en ik met onze uitwerkingen niet hetzelfde zeggen?
In je uitwerking begrijp ik niet "de snelheid kennen waarmee de bal de grond raakt, dat is de som van vh en vb". Zou je dat aan de hand van het getallenvoorbeeld kunnen toelichten?
Groeten, Jaap Koole

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft negenentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)