Dag Lisa,
Je eerste vraag... Water trekt veel dingen aan die dichtbij zijn. En omgekeerd wordt het water ook aangetrokken. Dat zie je bij het wateroppervlak in een glas. Het water aan de rand wordt aangetrokken door het glas. Daardoor kruipt het water een beetje omhoog. Bij de rand wordt het wateroppervlak hol. Dat aantrekken heet adhesie. Zo gaat het ook als je je hand iets optilt boven het water. Je hand trekt het water aan. Het lijkt alsof het water aan je hand plakt.
Misschien is nu ook je tweede vraag beantwoord. Anders moet je nog eens precies zeggen wat je met je tweede vraag bedoelt.
Je derde vraag... Het stuk van je lichaam dat onder water is, drukt het water opzij. Het water om je heen drukt dan terug. Het water drukt ook omhoog. Daardoor blijf je drijven. Hoe meer zout er in het water zit, hoe harder het water drukt. En hoe groter het stuk van je lichaam dat boven water blijft. Drijven komt door de wet van Archimedes. Dat is een regel uit de natuurkunde.
Je vierde vraag... Ik weet het niet precies. Op wikipedia lees ik dat de schoolslag al duizenden jaren geleden werd gebruikt. En dat hij waarschijnlijk is afgekeken van de kikkers. Daar komen we moeilijk achter. Maar ja, allerlei dieren hebben hun eigen zwemslag. Hoe leert een zalm de zalmslag als zij net uit het ei kruipt en er is geen zalm in de buurt om het van te leren? Misschien is die slag wel aangeboren en niet uitgevonden...
Groeten,
Jaap Koole