Hey,
Bij de hoofdstuk 'Kromlijnige bewegingen' ben ik tegen een opdracht aangelopen waar ik iets niet snap.
Vraag: Een wiel van een fiets heeft een diameter van 75cm en bevat 36 spaken. Een fietser rijdt met een snelheid van 14,5 km/h.
-Bereken de omlooptijd van het wiel.
Voor de omlooptijd van het wiel kunnen we de volgende formule gebruiken:

T wil je berekenen, R weten we; dat is de straal, sinds de diameter 75 cm is (=0,75m) is de straal 0,375m.
Alleen weet ik niet wat ik voor v moet invullen, Draait elke wiel met een snelheid van 14,5km/h als de fiets 14,5 km/h gaat? Dat vind ik een beetje raar als ik het me voorstel.
Groetjes