Surfen

Ellen stelde deze vraag op 16 april 2007 om 18:13.

Hallo,

ik moet een vraagstukje oplossen maar dat lukt me niet goed  )-: . 

Een meisje met een massa van 51 kg staat vooraan op een surfplank van 18 kg. Het geheel drijft langzaam met een snelheid van 0,50 m/s vooruit in de richting van de surfplank. Het meisje duikt er vooraan in de drijfrichting af waarbij ze een snelheid van 1,2 m/s ontwikkelt ten opzichte van de plank. Bepaal de snelheid waarmee deze laatste wegschiet.

Ik weet totaal niet hoe ik hieraan moet beginnen of welke formules ik moet gebruiken. Zouden jullie me wat op weg willen helpen aub?

Alvast bedankt,

Ellen

Reacties

Bas op 16 april 2007 om 21:44

Hoi Ellen,

Je zou kunnen beginnen met de wet van behoud van impuls? m1*v1=m2*v2?

Helpt dat? 

Groetjes,

Bas 

Ellen op 17 april 2007 om 17:32

Hallo,

Bedankt dat jullie hebben gereageerd!

Ik heb het vraagstuk nog eens nagelezen en zo staat het inderdaad in mijn schrift ... . Dus dat zou moeten kloppen...

Ik heb dus eens geprobeerd om de wet van behoud van impuls toe te passen maar ik weet niet goed wat ik moet invullen. Klopt het dat

m1= 18kg (surfplank) + 51 kg (meisje) = 69 kg

v1 = 0,50 m/s   

en moet je voor m2 de massa van de surfplank of van het meisje nemen?

Het kan natuurlijk ook zijn dat ik er helemaal naast zit  (-; . 

Groetjes,

Ellen  

 

Jan op 18 april 2007 om 09:43

Beste Ellen,

 

Zou het je lukken met:

impuls surfplank plus meisje vóór de sprong is gelijk aan de impuls surfplank ná de sprong plus de impuls meisje ná de sprong

m1v1 = m2v2 +m3v3  (1)

 

1= surfplank plus meisje

2= surfplank

3= meisje

en hou er dan nog rekening mee dat snelheden richtingen hebben, en dus negatief kunnen worden. Als je de snelheid van 0,5 m/s in de oorspronkelijke richting positief noemt, dan moet iets wat na de sprong ineens de andere kant op gaat een negatieve snelheid krijgen.

Verder weet je nog:

v2-v3 = 1,2 m/s   (2)

 Je hebt nu twee vergelijkingen met twee onbekenden.

 

Groet, Jan 

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft negenentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)