Ogen

Eduard stelde deze vraag op 02 april 2007 om 15:15.

Hallo, ik weet niet zeker of ik de volgende vraag goed heb en aangezien ik ze moet inleveren, stel ik hier de vraag.

De lengte van de oogas van een normaalziende is 1,7 cm. Voor zijn nabijheidspunt geldt: n = 25 cm.

a) Bereken de maximale sterkte van zijn ooglens. Ik dacht zelf n = v = 25cm en b = 1,7 cm dus S = 1/0,25 + 1/0,017 = 62,8 dpt.

b)  Deze normaalziende zet een bril op met een sterkte van -1dpt. Toon met een berekening aan dat hij een voorwerp op 40cm scherp ziet. Ik dacht het volgende: Zijn sterkte neemt af met 1dpt dus wordt 61,8 dpt. 61,8 = 1/0,017 -1/v. 1/v = 61,8 - 1/0,017 = 1/3m. 0,4 > 1/3 dus hij ziet het voorwerp scherp.

c) Bereken waar met deze bril zijn nieuwe nabijheidspunt ligt. Dat heb ik in de vorige vraag al berekend (1/3m) maar klopt dit wel dan? Of had ik vraag b en c anders aan moeten pakken?

Mvg,

Eduard.

 

Reacties

Jaap op 02 april 2007 om 19:48

Dag Eduard,
Algemene opmerking: het is raadzaam in zulke berekeningen eerst de formule te noteren (symbolen) en pas daarna waarden in te vullen. Dan maak je (beter) duidelijk wat je doet.
a. De uitkomst 63 dpt zou beter zijn (significantie).
b. Je bedoelt het waarschijnlijk goed, maar je maakt een klassieke fout. Je noteert 1/v=...=1/3m. Er moet echter staan 1/v=...=3 → v=1/3 m (of liever 0,33 m). Je kunt deze opgave ook op (ten minste) twee andere manieren oplossen.
c. Nabijheidsafstand met hulplens = 0,33 m lijkt me juist.
Groeten,
Jaap Koole

Eduard op 02 april 2007 om 19:56

Hallo Jaap,

Bedankt voor je reactie! Ik zal voortaan op de juiste schrijfwijze letten, dat scheelt ook weer kleine puntaftrekkingen bij het proefwerk.

Mvg,

Eduard.

 

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft negenentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)