Kracht die iemand ondervindt tijdens het remmen en botsen

adrienne stelde deze vraag op 29 januari 2007 om 15:35.

 Ik heb een vraag over natuurkunde. Het volgende stond in mijn boek:

De kracht die iemand tijdens het remmen, en dus ook tijdens het botsen, ondervindt is:

  • omgekeerd evenredig met de remweg
  • evenredig met het kwadraat van de snelheid
  • evenredig met de lichaamsmassa

Ik snap niet wat hier mee wordt bedoelt, kunt u het me uitleggen? En misschien een voorbeeldsom geven? Ik heb morgen namelijk een Proefwerk. Hartelijk dank!

Reacties

Jan op 29 januari 2007 om 18:00

Ik mag aannemen dat je het een en ander weet over krachten en versnellingen?

 evenredig:

Ik rij met mijn 80 kg (inclusief fiets) naast mijn dochtertje (20 kg incl. fiets) Het verkeerslicht springt op rood, we moeten remmen. OM op dezelfde afstand stil te staan zullen mijn remmen een 4 x zo grote kracht moeten uitoefenen als de remmen van mijn dochtertje, want mijn massa is 4 x zo groot.

conclusie: massa 4 x zo groot, remkracht 4 x zo groot (voor dezelfde remweg) We zeggen dan massa en remkracht RECHT EVENREDIG (of gewoon: evenredig) zijn met elkaar

je rijdt met 80km/h over de weg. 500 m voor je zie je een slagboom naar beneden komen. Door heel lichtjes met je kleine teen op het rempedaal te drukken sta je nog op tijd stil.

Een volgende keer rij je weer met 80 km/h over die weg. 50 m voor je zie je een slagboom naar beneden komen. Je gaat met je volle kracht op het rempedaal staan en zet je schrap. Je staat gelukkig nog net op tijd stil. 

conclusie: hoe groter de kracht, hoe kleiner de remweg. (en andersom, hoe kleiner de kracht, hoe groter de remweg. Dat noemen we OMGEKEERD evenredig. 

 in een formule ziet het er dan zó uit: (factor kan ook 1 zijn)

remkracht= factor x massa (evenredig: maak in deze formule de massa groter, dan wordt de remkracht ook groter)

remkracht = factor / remweg (omgekeerd evenredig: maak in deze formule de remweg groter, de remkracht wordt dan kleiner)

De drie evenredigheden van jou in één formule:

Frem = ½ x (m x v²)/s

(die factor ½ komt uit de wiskundige afleiding, maar die zal ik jou (en mij) besparen)

 

 

adrienne op 29 januari 2007 om 19:18
O heeel erg bedankt!!!!! Ik snap het

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft achtentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)