Absoluut strepen.

Esmeralda stelde deze vraag op 28 januari 2007 om 12:16.

ik was net een natuurkunde som aan het maken, waar ik uiteindelijk op dit uitkwam
1/b = 1/5,6 - 1/4,2
b= -16,8

ik moet uitrekenen wat de grootte van het beeld en de beeldafstand wordt. daarom deed ik:
N= b/v = -16,8/4,2 =-4.
toen keek ik in mijn antwoordenboek en daar werden absoluutstrepen gebruikt, zodat het antwoord 4 werd.

mijn vraag is nu: Hoe weet ik wanneer ik absoluutstrepen moet gebruiken en wanneer niet ?

Ik hoop snel antwoord te krijgen, mijn proefwerk is morgen.. 
Groetjes, Esmeralda.

Reacties

Jaap op 28 januari 2007 om 14:03

Dag Esmeralda,
Gebruik de absoluutstrepen altijd bij |b/v|. Gebruik ze niet bij andere formules over lenzen.
Uitleg... De vergroting N=|b/v| kan niet negatief zijn. Want met N=3 bedoelen we dat het beeld 3× zo groot is als het voorwerp. En met N=1/5 bedoelen we dat het beeld 5× zo klein is als het voorwerp. Bij N=−2 kun je niet zeggen wat dat betekent, toch?
In |b/v| kan b zowel positief als negatief zijn. En v kan ook positief als negatief zijn. Om te zorgen dat b/v toch positief is, gebruiken we de absoluutstrepen. Dat is netjes. Niet netjes gezegd: als b/v een negatief getal is, laat je het minteken weg. Want N kan niet negatief zijn.
In de fomule N=(grootte van het beeld)/(grootte van het voorwerp) zijn absoluutstrepen overbodig. Want de grootte van het beeld en het voorwerp kan niet negatief zijn. Dus absoluutstrepen "doen dan toch niets".
De grootheden v en b en f en S kunnen positief of negatief zijn. Daarbij geen absoluutstrepen.
Succes met het proefwerk, Jaap Koole

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft achtentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)