Dag Cora,
Zoals je schreef, is er een tangentiële en een radiale versnelling. Omdat de spankracht T wordt gevraagd, kijken we alleen naar de radiale richting.
De massa m ondervindt een middelpuntzoekende kracht Fmpz, nodig om de massa een cirkelbaan te doen volgen. Fmpz wordt gevormd door de spankracht T en de radiale component Fz,r van de zwaartekracht.
Uit een situatieschets volgt dat Fz,r=m×g×cos(γ) met g is de valversnelling en γ is de hoek tussen het koord en de neerwaartse verticaal.
T is naar het ophangpunt gericht; Fz,r er vanaf. Daarom geldt Fmpz=T–Fz,r=T–m×g×cos(γ).
We weten ook dat Fmpz=m×v²/L met v is de baansnelheid L is de lengte van het koord.
Combineren geeft m×v²/L=T–m×g×cos(γ), zodat T=m×g×cos(γ)+m×v²/L.
De massa ondervindt behalve de middelpuntzoekende kracht ook de tangentiële component van de zwaartekracht, waardoor de grootte van de snelheid verandert. Deze component heeft geen invloed op de (radiale) spankracht.
Wat betreft je eerste notities: m×a kan niet gelijk zijn aan m×v², aangezien de dimensie ("eenheid") van de versnelling a niet gelijk is aan de dimensie van v². Je mag m×a inderdaad gelijkstellen aan T+Fz, maar alleen vectorieel (rekening houdend met de richting).
Groeten, Jaap Koole