waterpeil in twee verschillende omstandigheden

Albert stelde deze vraag op 03 december 2006 om 16:10.

In een badkuip met 100 liter water drijft een bootje met 10 kilo zout. Je vervangt het zout door een steen van 10 kilo en lost het zout op in de badkuip. wat gebeurd er met het water peil

1: Het stijgt

2:Het daalt

3:Het blijft gelijk

Reacties

Bert op 03 december 2006 om 16:17

Beste Albert,

je vraagt naar het antwoord op vraag 19 van de nationale wetenschapsquiz 2006.

De vraagbaak helpt je graag, maar niet bij het beantwoorden van quiz-vragen!

Succes met het vinden van het goede antwoord.

Bert Metz
Erik op 28 december 2006 om 15:28

Het door NWO gegeven antwoord rammelt aan alle kanten. Mijn redenatie volgt hieronder. Wie kan mij vertellen of hier iets aan mankeert ?

 Stel dat het bootje 5 kg weegt.

 De dichtheid van zoet water is ongeveer 1000 kg/m3 = 1 kg/liter.

Het totaalvolume in zoet water + waterverplaatsing (boot + 10 kg) is dan 100 + 15 = 115 liter.

 Nu gaat er 10 kilo zout in het water.

De dichtheid van water met 10 % (in gewicht) zout is ongeveer 1080 kg/m3 = 1,08 kg/liter.

Het totale gewicht van water en zout is 100 + 10 = 110 kg.

Dit is 110 / 1.08 = 101.85 liter.

 De boot verplaatst nu minder water, omdat het water zwaarder is geworden (dichtheid is toegenomen).

De waterverplaatsing is nu 15 /1.08 = 13.89 liter.

  

Het totaalvolume in zout water + waterverplaatsing (boot + 10 kg) is nu 101.85 + 13.89 = 115.74 liter.

Dit is een toename van 115.74 / 115 = 1.0064 ofwel iets meer dan een half procent.

 Het waterpeil stijgt dus.
 

 Stel dat het bootje 1 kg weegt.

 Het totaalvolume in zoet water + waterverplaatsing (boot + 10 kg) is dan 100 + 11 = 111 liter.

 Nu gaat er 10 kilo zout in het water.

De dichtheid van water met 10 % (in gewicht) zout is ongeveer 1080 kg/m3 = 1,08 kg/liter.

Het totale gewicht van water en zout is 100 + 10 = 110 kg.

Dit is 110 / 1.08 = 101.85 liter.

 De boot verplaatst nu minder water, omdat het water zwaarder is geworden.

De waterverplaatsing is nu 11 /1.08 = 10.19 liter.

  

Het totaalvolume in zout water + waterverplaatsing (boot + 10 kg) is nu 101.85 + 10.19 = 112.04 liter.

Dit is een toename van 112.04 /111 = 1.0094 ofwel bijna 1 procent.

 Het is nu dus met een lichtere boot meer gestegen.
 

 Stel dat het bootje 14.97 kg weegt.

 Het totaalvolume in zoet water + waterverplaatsing (boot + 10 kg) is dan 100 + 24.97 = 124.97 liter.

 Nu gaat er 10 kilo zout in het water.

De dichtheid van water met 10 % (in gewicht) zout is ongeveer 1080 kg/m3 = 1,08 kg/liter.

Het totale gewicht van water en zout is 100 + 10 = 110 kg.

Dit is 110 / 1.08 = 101.85 liter.

 

 

De boot verplaatst nu minder water, omdat het water zwaarder is geworden.

De waterverplaatsing is nu 24.97 /1.08 = 23.12 liter.

 Het totaalvolume in zout water + waterverplaatsing (boot + 10 kg) is nu 101.85 + 23.12 = 124.97 liter.

Het waterpeil is nu dus exact gelijk gebleven.

 Pas als het “bootje” zwaarder is dan 14.97 kg zal het waterpeil dalen.

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft achtentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)