Beste Marian,
Bij een vast uiteinde zit altijd een knoop (het kan immers niet bewegen) en bij een los uiteinde zit een buik (het kan immers vrij bewegen). Bij een uiteinde vast en de andere los, is de grootste golflengte die daarin past (dus met 1 knoop en 1 buik) 4 keer zo lang als het koord. Noem de lengte van het koord L, dan is de grondgolflengte dus lambda_grond=4L
De frequentie f is nu: f_grond = v/lambda_grond
Als je van een bepaalde toon het aantal knopen weet, met zijn frequentie en golflengte, doe je het volgende: Bij n knopen (incl. diegene bij het vaste uiteinde), passen er (2n-1)/4 golflengten op het koord. Dus L = (2n-1)/4 * lambda.
Dus lambda_grond = 4L = (2n-1)*lambda
Omdat de frequentie omgekeerd evenredig is met lambda, is de grondfrequentie dus f_grond=f/(2n-1), waarbij f de huidige frequentie is.
Bij twee vaste uiteinden zijn er minstens 2 knopen en passen er (n-1)/2 golflengten op het koord.
Groet,
Melvin