eeyy Tom,

probeer het eens met getallen:

12 = 4*(6/2)

dus

4 =  .. *../..

Bert 

Dag Tom,
In R=ρ×L/A wordt ρ in het rechterlid vermenigvuldigd met L, en gedeeld door A.
Om ρ hieruit op te lossen, doe je telkens het omgekeerde.

Het omgekeerde van delen door A is vermenigvuldigen met A. Dat doe je links en rechts.
Dit geeft R×A=ρ×L.

Het omgekeerde van vermenigvuldigen met L is delen door L. Dat doe je links en rechts.
Dit geeft R×A/L=ρ ofte wel ρ=R×A/L.
Groeten, Jaap Koole

Wat je bij dit soort formules kan gebruiken, is een nummer neerzetten van 1 tot 10 (ligt eraan hoeveel letters in de formule). stel U=I*R -> 10 = 2*5, stel je wil 1 weten? -> 2 = ... -> 10/5 = U/R. Controleer je formule altijd! hiermee kun je heel veel formules omdraaien, zelfs op een examen (kost niet te veel tijd).

Hopelijk heb je hier wat aan.

Dag Stefan,

Als een technische HBO-opleiding haar studenten niet (eindelijk) leert om zonder de spreekwoordelijke kruk van zo'n 632-trucje formules te verbouwen, d.w.z. dat gewoon met normale algebra te doen (op het voortgezet onderwijs tegenwoordig bekend als "balansmethode") dan doet die opleiding haar studenten ernstig te kort. 
Want dat 632-trucje schiet ernstig te kort voor alles met meer dan drie variabelen.  

voor een begin daarmee, zie 
[microcursus] formules herschrijven / vergelijkingen oplossen

Ik leer dat de toppertjes uit mijn vmbo-4T klassen ook alvast. Want ook in een MBO-4 technische opleiding lopen ze anders al behoorlijk vast. 

Groet, Jan