druk en kookpunt

eric stelde deze vraag op 11 juli 2006 om 03:05.

Zou iemand mij kunnen uitleggen, waarom het kookpunt van een product hoger wordt als de druk stijgt??

 Ik weet dat dit zo is, snap alleen niet hoe het exact in elkaar zit.

 

 

Reacties

Ron op 12 juli 2006 om 11:22

Dag Eric,

In een vloeistof zitten moleculen die min of meer onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen. De moleculen oefenen wel een aantrekkingskracht op elkaar uit zodat ze enigszins bij elkaar blijven maar hebben wel enige bewegingsvrijheid. Dit in tegenstelling tot een vaste stof waar (bijna) alles precies op z'n plek blijft. Die bewegingsvrijheid maakt dat een vloeistof geen eigen vorm heeft maar de moleculen komen niet los van elkaar zoals in een gas. 

Terug naar de vloeistof, denk maar aan een glas met water er in. Boven de vloeistof is ook altijd een gas (normaal gesproken lucht) die de moleculen als het ware terugduwt. Af en toe is er een molecuul dat wel aan de vloeistof kan ontsnappen: de stof verdampt. Wanneer de temperatuur verhoogd wordt, neemt de gemiddelde snelheid van de   moleculen toe en komen er meer moleculen die aan de vloeistof ontsnappen: er verdampen meer moleculen. Een vloeistof bereikt het kookpunt bij een temperatuur waar de snelheid van de moleculen groot genoeg is om aan de vloeistof te ontsnappen, deze temperatuur is afhankelijk van de druk in de vloeistof, en daarmee van de druk van het gas boven de vloeistof PLUS de druk van de vloeistofkolom boven de plek waar snelle moleculen samen een dampbel zouden willen vormen. Wanneer de druk boven de vloeistof verhoogd wordt, wordt het moeilijker om onder water zo'n dampbel te vormen. Er is een hogere temperatuur nodig om te gaan koken (hiervan wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt in een hoge druk of snelkookpan).

Lees er meer over (en bekijk filmpjes van dit verschijnsel) in de onderstaande twee bijlessen: 

Koken met ijs
Droogkokende Erlenmeyer

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft eenentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)