Wrijvingskracht

Janneke stelde deze vraag op 25 juni 2006 om 15:17.

Hallo,

Wij moeten op school een verslag maken van een proef. Ik zal de proef eerst beschrijven:
Een houten blokje ligt op tafel en is via een touwtje en een katrol verbonden met een hanggewicht.



Als het hanggewicht voldoende zwaar is begint het blokje te schuiven. De massa van het hanggewicht waarbij dit gebeurt hangt af van de massa van het houten blokje, de hoek alpha die het touw maakt met het horizontale vlak en de gladheid van de ondergond. De massa van het blokje staat genoteerd (184 gram) en als ondergrond nemen we een vel kopieerpapier. De spankracht (Fs) in het touw is even groot als de zwaartekracht (Fzg) van het hanggewicht.

We moeten onderzoeken:
Hoe groot de verhouding Fwmax/Fn is bij een hoek alpha van 45 graden. Fwmax is de maximale wrijvingskracht, ofwel de wrijvingskracht op het moment dat het blokje begint te schuiven. Fn is de normaalkracht.

Wij hadden gevonden dat bij een hoek van 45 graden het gewichtje 80 gram moet zijn om het blokje te laten schuiven.

Nou is mijn vraag: Hoe kunnen we de wrijvingskracht uitrekenen? Ik heb de opstelling van de proef meegestuurd in de bijlage.

Ik hoop dat u spoedig antwoordt!
Alvast heel erg bedankt!!
Groet, Janneke Bron

Reacties

Jaap op 25 juni 2006 om 23:36

Dag Janneke,
In je figuur kun je de spankracht Fs tekenen. Je kunt Fs ontbinden in een horizontale component Fs,x en een verticale component Fs,y; deze Fs,y heb je nodig voor Fn.
Zoals je schrijft, kun je de grootte van Fs berekenen. Daarna kun je de beide componenten berekenen: met "Pythagoras" of met cos(alfa) en sin(alfa).
Als de spankracht juist voldoende is om het blok in beweging te krijgen, moet Fs,x even groot zijn als Fw,max. Kun  je uitleggen waarom? Als je Fs,x hebt berekend, weet je ook de grootte van Fw,max.
Uit je gegevens volgt Fw,max/Fn=1/(2,3√(2)-1)=0,44
Succes met het onderzoek, Jaap Koole

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Noortje heeft elf appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Noortje nu over?

Antwoord: (vul een getal in)