Dag Wendy,
a
Zij q1 de lading van de ene kern en q2 de lading van de andere. Laten we aannemen dat de gegeven R=10^-14 m de afstand tussen de middelpunten van de neonkernen is. Laten we de potentiële energie in het oneindige op nul stellen.
De elektrische potentiaal die q1 opwekt ter plaatse van q2, is V=f*q1/R, met f=8,99*10^9 N*m²/C². We kunnen deze potentiaal beschouwen als de potentiële elektrische energie per (eenheid van) lading in B. De lading q2 heeft daarom een potentiële energie U=f*q1*q2/R.
Nu is q1=q2=10*e met e is het elementair ladingskwantum, zodat U=f*(10*e)²/R.
Op een onderlinge afstand R=10^-14 m is de potentiële energie zodoende U=100*f*e²/R=2,3*10^-12 J.
b
Elke kern heeft een kinetische energie 3/2*k*T met k is de constante van Boltzmann. Samen hebben zij Ek=3*k*T. Om elkaar tot op 10^-14 m te kunnen naderen, moet 3*k*T gelijk zijn aan 2,3*10^-12 J. Nodig is een temperatuur van 56 miljard kelvin. Deze waarde wordt bij voorbeeld bereikt in de kern van een oudere zware ster.
Mee eens? Groeten, Jaap Koole