Water onder hoge druk

Aren stelde deze vraag op 06 april 2006 om 23:34.

Ik heb een discussie met iemand die bij hoog en laag beweert dat water onder zeer hoge druk verandert in ijs. Ik kan me dit niet voorstellen daar het dan ook weer uitzet. Kunt u mij hier meer informatie over geven.

Alvast bedankt en met vr. groet

Aren Mijs

Reacties

Schipper op 07 april 2006 om 07:54

Water heeft de hoogste dichtheid bij 4 °C en is dan vloeibaar. Als het verder afkoelt wordt het volume weer groter, dat is een bijzondere eigenschap van water (broom vertoond dezelfde eigenschap - bij een andere temperatuur). Als je er heel hard gaat drukken op vloeibaar water (onder hoge druk zetten) dan wil het volume dus zo klein mogelijk worden of te wel de dichtheid zo hoog mogelijk. Dus zal het water niet in ijs veranderen, want dat heeft een lagere dichtheid.

Schaatsen maakt gebruik van deze bijzondere eigenschap van water/ijs. Doordat je met je gewicht op een heel dun ijzer gaat staan is de druk onder het ijzer vrij hoog (als je 70 kg weegt en je staat op twee schaatsen van 40 cm lang en 2 mm dik dan is de druk onder je ijzers dus ongeveer 4.3 bar) en daar wordt het ijs dus een heel klein laagje (film) water. Dat is de reden dat je zo lekker kunt glijden op ijs. Probeer maar eens hetzelfde op een plaat glas.......

Bert op 07 april 2006 om 15:00

Beste Aren en Schipper W,

ijs kan een aantal verschillende structuren aannemen. Een fase-diagram, waarin deze worden getoond is o.a. te vinden op: http://www.lsbu.ac.uk/water/phase.html.

In dit diagram is o.a. te zien dat:

de vloeibare fase een laagste temperatuur van -22 graden Celcius heeft; maak je het kouder, dan krijg je altijd een soort ijs.

bij een hele hoge druk (10^10 Pa) inderdaad ook altijd ijs ontstaat (bij 300 K bij 1 GPa eerst ijs VI; bij een nog hogere druk van 2,1 GPa krijg je ijs VII)

Op bovengenoemde site zijn ook plaatjes te vinden waar de ruimtelijke structuur van al deze soorten ijs wordt getoond.

Bert 

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Noortje heeft zesentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Noortje nu over?

Antwoord: (vul een getal in)