Beste Kimberley,

constantaan - de naam zegt het al - is een materiaal waarvan de weerstand constant is. Eigenlijk bedoelt men daarmee dat de weerstand constant blijft als de temperatuur verandert. Maar als je de stroom of de spanning verandert, verandert ook de temperatuur. Dus ook dan  verandert de weerstand van constantaan niet.

En dan die assen. De afspraak is, dat je bij een diagram de eerste variabele langs de y-as uitzet, en de tweede langs de x-as. Dus bij een (R,U)-diagram de weerstand langs de y-as en de spanning langs de x-as. Net andersom dus!

Bert 

volt hoort juist altijd op de y-as

Dag KLaasbgg,

Niet noodzakelijk hoor. Zoals Bert hierboven al zegt, als je een A/B diagram moet maken is de afspraak dat A op de y-as en B op de x-as terechtkomt.

Het is overigens wel een goede gewoonte om zoveel mogelijk de oorzaak (dat wat je varieert) op de x-as te plaatsen, en het gevolg (wat je gaat meten) op de y-as.

Dat is bij een R/U diagram ook inderdaad het geval: we variëren de spanning over de draad (eigenlijk de temperatuur die daardoor verandert), en zetten U dan ook op de x-as, en we meten de weerstand die de draad dan heeft, (het gevolg) en zetten die dan op de y-as. 

Maar er zijn op dit gebied geen vastgelegde wetten hoor.  

Groet, Jan

Hallo,
Wat is de weerstand nou eigenlijk als de Spanning en Stroomsterkte beide 0 zijn?
M.v.g.
Anne van Heeckeren

De weerstand is er dan nog steeds, alleen leidt ze niet tot (vermogens)verliezen.

Als je bedoelt dat je weerstand berekent op basis van gegevens die je uit een U/I grafiek haalt, neem de raaklijn aan die grafiek in het punt (0,0) en de richtingscoëfficient daarvan geeft je de weerstand.

Zou ik het verschil uitgelegd kunnen krijgen tussen R1 en R2. Ik begrijp dat R de weerstand aan geeft, maar waarom zijn er dan twee lijnen?

R is een algemene letter die bij natuurkunde een weerstand (resistance) aangeeft.

R1 en R2 zijn blijkbaar 2 weerstanden. Weerstanden zijn er in soorten en maten en elk kan een andere weerstand hebben, bijv. 100Ω of 4 kΩ

Maar alle (zogenaamde "ohmse") weerstanden hebben als eigenschap dat hun waarde bepaald wordt door de deling van spanning U (in volt) door stroomsterkte I (in ampere).
Als ik uit je figuur R1 neem, dan heeft die bijvoorbeeld een punt
U = 7,0  V en daarbij een I = 15,0 A
De weerstand van R1 is dan R = U/I = 7/15 = 0,47 Ω

Aan jou om de weerstand van R2 te bepalen uit de grafiek.
En een conclusie te verbinden aan een uitspraak dat
"in deze grafiek een steilere lijn overeenkomt met een ....(groter/kleiner)e weerstand"

Bedankt voor uw anwoord.