Magneten (VWO 1,2 2005-II)

Onderwerp: Elektrisch veld en magnetisch veld, Inductie en wisselstromen, Kracht en beweging

Examenopgave natuurkunde 1,2 2005 tijdvak 2: opgave 4

In de foto van figuur 10 zie je twee identieke, ringvormige magneten om een houten stok. De bovenste magneet zweeft, doordat de noordpolen van de magneten naar elkaar toe zijn gericht.

Dit is een standaarduitwerking van een examensom. Wil je wat meer achtergrondinformatie bij dit onderwerp (gebaseerd op deze som) , of wil je aanwijzingen over hoe je deze som het beste kunt aanpakken?

Kijk dan op de examenbijles die bij deze som gemaakt is.

Opgaven

Op de uitwerkbijlage is een doorsnede van figuur 10 getekend. Hierin zijn twee punten R en S aangegeven.

a) Teken zowel in R als in S de vector B die de richting van het resulterende magneetveld van de twee magneten weergeeft.

In een andere figuur op de uitwerkbijlage is de zwaartekracht die op de onderste magneet werkt, getekend als de vector Fz.
De magneten hebben gelijke massa.

b) Teken in de figuur op de uitwerkbijlage alle overige krachten die op de onderste magneet werken in de juiste verhouding tot de getekende vector Fz.
Je hoeft daarbij niet te letten op het aangrijpingspunt van de krachten.

Boven de magneten zit een spoel om de houten stok geklemd. Zie figuur 11.
De spanning die deze spoel afgeeft, wordt gemeten.

De bovenste magneet wordt naar beneden geduwd en daarna losgelaten. De magneet voert vervolgens een gedempte trilling uit. In de spoel ontstaat daardoor een wisselspanning.

In figuur 12 is deze wisselspanning als functie van de tijd weergegeven.
De meting is niet direct bij het loslaten van de magneet gestart.

c) Leg uit of de magneet zich in een uiterste stand of in de evenwichtsstand bevindt op het moment dat de spanning een maximum vertoont.

Uitwerkbijlagen

Open de uitwerkbijlage bij de vraag van jouw keuze.

Uitwerkingen

Open het antwoord op de vraag van jouw keuze.

Jaap Flokstra onderzoekt supergeleiding

KU Nijmegen: magnetenlaboratorium van wereldformaat